Waar werk je

Welkom op de taalles

 vandaag!
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsISK

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom op de taalles

 vandaag!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pak je  telefoon

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe gaat het met je?
😒🙁😐🙂😃

Slide 3 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de datum van vandaag?
A
3 oktober
B
5 oktober
C
2 oktober
D
4 oktober

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Heb je deze week nog Nederlands gesproken?


Met wie?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

"Weet je nog: politie, dokter, bakker...?

Welke beroepen ken jij?"

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies


Werk

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


  • 9. Luister!!

  • Werkt deze persoon binnen of buiten?


  • de verkoopster
  • de tuinman
  • de juf
  • de kok
  • de vuilnisman
  • de postbode
  • de verpleegkundige
  • de schoonmaker
  • de stratenmaker
  • de boer
  • de kapper





Slide 8 - Tekstslide

Beroepen binnen
Kapper
Kassamedewerker
Bakker
Schoonmaker
Verpleegkundige
Kok
Leraar
Administratief medewerker

Beroepen buiten
Tuinman
Straatmaker
Bouwvakker
Schilder
Postbode
Vuilnisman
Boerin/boer
Hovenier
10 minuten

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

    • 10. Spel met kaartjes: Wat is het beroep?


    • Beroepen-kaartjes: bijvoorbeeld:  bakker -  dokter -  leraar-  schilder -  kapper

    • 
Iedereen krijgt één of meer kaartjes.

    • Ik omschrijf een beroep.

    • Bijvoorbeeld: Ik werk in het ziekenhuis. Ik zorg voor zieke mensen. Wie ben ik?

    • .
Als jij  het juiste kaartje hebt (bijvoorbeeld de verpleegkundige), sta je  op en zegt: de verpleegkundige


    Slide 10 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    • 12. Luister zeg de zinnen na.

    • 1. Kan ik Jan spreken?
    • 2. Ik zal je even doorverbinden.
    • 3. Ik ben ziek.
    • 4. Ik kan vandaag niet werken.
    • 5. Het is heel druk.
    • 6. Wat zijn je klachten?
    • 7. Hoofdpijn en koorts.

    Slide 11 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    13. Zeg het gesprek na. 

    • Joyce: Hé Tristan, hoe is het met je?
    • Tristan: Goed! En met jou?
    • Joyce: Prima!   Waar woon je nu?
    • Tristan: In Amsterdam.
    • Joyce: Wat voor werk doe je?
    • Tristan: Ik ben kapper. Ik werk in een kapsalon.


    Slide 12 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    14. Zeg het gesprek na. 

    • Jan Helmond: Met Jan Helmond.
    • Saïd: Hallo Jan, met Saïd.
    • Ik ben ziek. Ik kan vandaag niet werken.
    • Jan Helmond: Wat vervelend! Het is heel druk.
    • Saïd: Ik denk dat ik woensdag weer beter ben.
    • Jan Helmond: Oké. Beterschap, Saïd.
    • Saïd: Bedankt.

    Slide 13 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    📄 Spelregels Beroepenkaartjes:      🃏Memory
    • 🎯 Doel: Leer de namen van beroepen. 

    •  1. Leg de kaarten omgekeerd op tafel. 
    •  2. Draai 2 kaarten om. 
    •  3. Zijn ze hetzelfde? → Hou de kaarten. 
    •  4. Niet hetzelfde? → Draai terug. 
    •  5. Wie de meeste setjes heeft, wint. 🏆



    Slide 14 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    15. Wat kun je antwoorden?

    Bedenk zoveel mogelijk antwoorden.

    Wat voor werk doe je?
    ..................................................................................

    Slide 15 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    16. Maak het gesprek compleet. Je bent ziek. Je kunt vandaag niet werken. Je belt op naar je werk.
    Voer het gesprek.

    • Jan Helmond: Timmerfabriek De Boer.
    • Met Jan Helmond
    • Ik: ............................................................................
    • Jan Helmond: Wat vervelend!
    • Wat zijn je klachten?
    • Ik: ............................................................................
    • Jan Helmond: Wanneer kun je weer komen werken?
    • Ik: ............................................................................
    • Jan Helmond: Oké. Beterschap.
    • Ik: ............................................................................

    Slide 16 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    18. Je ziet bij de bushalte een vriend. Hij heeft net een nieuwe baan.
    Maak een praatje over zijn werk.

    19. Je bent ziek. Je kunt vandaag niet werken. Je belt op naar je werk.
    Voer het gesprek.

    Slide 17 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies


    20. Kijk nog een keer naar de foto. 
    • Geef antwoord op de vragen.
    • Bedenk je eigen verhaal.


    • Hoe heet de man op de foto?
    • Wat is zijn beroep?
    • Doet hij dit werk al lang?
    • Wie is de vrouw?
    • Wat is haar beroep?
    • Waar denkt ze aan?

    Slide 18 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Slide 19 - Link

    Deze slide heeft geen instructies

    Bekijk de foto. 
    We gaan er samen over praten.

    • Wat zie je op de foto?
    • Werk je?
    • Waar werk je?
    • Heb je gewerkt? In Nederland of in je eigen land?
    • Wat voor werk heb je gedaan?

    Slide 20 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    2. Luister naar het gesprek Waar werk je? 

    Je hoort Joyce en Tristan.



    Slide 21 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Wat voor werk doet Tristan?
    A
    B
    C
    D

    Slide 22 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    3. Op welke dag werkt Tristan niet?
    A
    woensdag
    B
    vrijdag
    C
    maandag
    D
    donderdag

    Slide 23 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies


    • Welke beroepen weet je nog?

    Slide 24 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Zinnen met beroepen

    • De verpleegkundige zorgt voor de zieken.

    • De politie helpt de mensen op straat.

    • De secretaresse werkt op de computer.

    • De verkoopster verkoopt schoenen in de winkel.

    • De vuilnisman haalt het afval op.

    • De brandweer blust het vuur.

    • De schilder schildert het huis geel.

    • De juf geeft les aan de kinderen.

    • De kok kookt een lekkere maaltijd.



    • De glazenwasser maakt de ramen schoon.

    • De tuinman werkt in de tuin.

    • De schoonmaker maakt de vloeren schoon.

    • De receptioniste werkt in het hotel.

    • Het werk van de voetballer is veel trainen.

    • De baan van de cellist is muziek spelen.

    • De barman schenkt bier in het café.

    Slide 25 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    5. Luister naar het gesprek Waar werk je? (2).

    Je hoort mevrouw El Hamdi, Saïd en Jan Helmond.

    Slide 26 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies


    Waarom kan Saïd niet naar zijn werk?



    Wanneer is Saïd weer beter?
    A
    Hij is op vakantie
    B
    Hij is ziek
    C
    Hij is jarig
    D
    Hij heeft geen zin

    Slide 27 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    6. Luister nog een keer naar het gesprek en geef antwoord.




    Slide 28 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Kan Saïd naar zijn werk?

    A
    B

    Slide 29 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Is Saïd weer beter op woensdag ?


    A
    B

    Slide 30 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    7. Wat kun je zeggen? Vul het antwoord in.

    Waar woon je nu?

    A
    Prima!
    B
    In Amsterdam.

    Slide 31 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    7. Wat kun je zeggen?

    Welk antwoord is goed?

    Wat voor werk doe je?

    A
    Ik ben kapper
    B
    Op maandag ben ik vrij.

    Slide 32 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    7. Wat kun je zeggen? Vul het antwoord in.
    Ik ben ziek.

    A
    Wat leuk!
    B
    Wat vervelend!

    Slide 33 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    7. Wat kun je zeggen? Je voelt je ziek.
    Vul het antwoord in.

    Wat zijn je klachten?

    A
    Ik heb hoofdpijn.
    B
    Het is heel druk.

    Slide 34 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    • 8. Luister tik op de tafel als je een woord met een "b".

    • Hoor je een woord met een ‘b’?
    • Tik op de tafel als je een woord met een ‘b’ hoort.


        Slide 35 - Tekstslide

        Deze slide heeft geen instructies

        • T11. Taalriedel
        • Hoe is het met je?
        • Hoe is het met je?
        • Goed, en met jou?
        • Goed, en met jou?
        • Prima!
        • Prima!
        • Waar woon je nu?
        • Waar woon je nu?
        • In Amsterdam.
        • In Amsterdam.
        • Wat voor werk doe je?
        • Wat voor werk doe je?
        • Ik ben kapper.
        • Ik ben kapper.
        • Werk je fulltime?
        • Werk je fulltime?
        • Nee, op maandag ben ik vrij.
        • Nee, op maandag ben ik vrij.

        Slide 36 - Tekstslide

        Deze slide heeft geen instructies

        11. Taalriedel
        Hoe is het met je?
        Hoe is het met je?
        Goed, en met jou?

        Slide 37 - Tekstslide

        Deze slide heeft geen instructies

        Hoe gaat het met je?
        😒🙁😐🙂😃

        Slide 38 - Poll

        Deze slide heeft geen instructies

        Welke woorden hebben we
        vorige week geleerd?

        Slide 39 - Woordweb

        Deze slide heeft geen instructies

        Welk woord heb je vorige week geleerd?

        Maak een zin met dat woord.

        Slide 40 - Tekstslide

        Deze slide heeft geen instructies


        A

        Slide 41 - Quizvraag

        Deze slide heeft geen instructies


        A
        B

        Slide 42 - Quizvraag

        Deze slide heeft geen instructies

        Slide 43 - Tekstslide

        Deze slide heeft geen instructies

        Slide 44 - Woordweb

        Deze slide heeft geen instructies

        Luister: hoeveel woorden hoor je?

        Slide 45 - Tekstslide

        Lees de volgende zinnen voor:

        Leg je telefoon op de tafel

        Slide 46 - Tekstslide

        Deze slide heeft geen instructies

        Slide 47 - Sleepvraag

        Deze slide heeft geen instructies