Genotype en fenotype

Th erfelijkheid en evolutie
BS 1, 2, 3, 5, 6, 8 en 9  LET OP! 
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
biologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Th erfelijkheid en evolutie
BS 1, 2, 3, 5, 6, 8 en 9  LET OP! 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Erfelijkheid en evolutie 
Al sinds lange tijd zijn onderzoekers het er over eens dat het leven op aarde aan elkaar is gerelateerd. 
De wetenschappers gaan er van uit dat al het leven (van eenvoudige bacterie tot de bultrug walvis) is ontstaan uit simpele prokaryoten, lang geleden. 
Dit houdt in dat soorten voortdurend evolueren (veranderen). 
De veranderingen kunnen zo ingrijpend zijn dat er nieuwe soorten ontstaan. Dit geeft nog geen verklaring waardoor soorten veranderen. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BS 1: Genotype / Fenotype
  • Je kan omschrijven wat genotype, fenotype, chromosomen en genen zijn.
  • Je kan de kenmerken van chromosomen noemen.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Genotype
Fenotype

Slide 4 - Tekstslide

Genotype: alle erfelijke informatie die vaststaat in het DNA/chromosomen.

Fenotype: het uiterlijk van een organisme.
Genotype
In élke cel van je lichaam staat dezelfde erfelijke informatie!!!!

Op één of meer chromosomen (van de 46 die elke lichaamscel van de mens heeft) 

Een of meerdere stukjes DNA met de genetische informatie  over 1 bepaalde eigenschap --> GEN



Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Type oorlel = genetische eigenschap

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb jij?

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fenotype
  • Het fenotype zijn de waarneembare eigenschappen van een organisme.
  • Je kunt je fenotype aanpassen.
  • Deze aanpassingen geef je niet door aan je nakomelingen.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Genotype + omgeving--> Fenotype

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Informatie / DNA
Op het DNA bevindt zich alle informatie van je erfelijk eigenschappen, bijvoorbeeld; ben je jongen of een meisje, je bloedgroep, een kromme neus, enzovoort…

Eigenlijk bevat het DNA alle informatie die nodig is om uit te groeien tot een volwassen mens. Het DNA is verdeeld over verschillende chromosomen.

Alle chromosomen in de celkern bevatten samen de bouwtekening van het organisme.
 
Als een lichaamscel zich deelt, dan wordt eerst het DNA gekopieerd en krijgt elke nieuwe cel dezelfde bouwtekening.

Slide 11 - Tekstslide

Eigenlijk bevat het DNA alle informatie die nodig is om uit te groeien tot een volwassen mens. Het DNA is verdeeld over verschillende chromosomen.
Alle chromosomen in de celkern bevatten samen de bouwtekening van het organisme.
Als een cel zich deelt, dan wordt eerst het DNA gekopieerd en krijgt elke nieuwe cel dezelfde bouwtekening.

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Chromosomen
  • Lange dunne draden opgebouwd uit DNA en eiwitten.
  • Bevat alle informatie voor de erfelijke eigenschappen.
  • Meestal als een wirwar van draden in de celkern.
  • Alleen als de cel gaat delen worden de chromosomen dikker en korter.(Je kan ze dan ook zien met een mircoscoop en worden vaak getekend als een 'H')

Slide 13 - Tekstslide

  • lange dunne draden opgebouwd uit DNA en eiwitten
  • bevat alle informatie voor de erfelijke eigenschappen
  • meestal als een wirwar van draden in de celkern
  • alleen als de cel gaat delen worden de chromosomen dikker en korter.(Je kan ze dan ook zien met een mircoscoop en worden vaak getekend als een 'H')
Chromosomen
  • De mens heeft in elke lichaamscel 46 chromosomen
  • Elk chromosoom komt in paren voor, ze bevatten dezelfde soort informatie
  • De mens heeft dus 23 paar chromosomen
  • Tijdens de bevruchting krijg je één chromosoom van je vader en één van je moeder.
  • Het 23ste chromosoom is het geslachtschromosoom; bij de mens heeft een vrouw 2x een X-chromosoom en een man één X en één Y-chromosoom.

Slide 14 - Tekstslide

  • De mens heeft in elke lichaamscel 46 chromosomen
  • Elk chromosoom komt in paren voor, ze bevatten dezelfde soort informatie
  • De mens heeft dus 23 paar chromosomen
  • Tjdens de bevruchting krijg je één chromosoom van je vader en één van je moeder.
  • Het 23ste chromosoom is het geslachtschromosoom; bij de mens heeft een vrouw 2x een x-chromosoom en een man één X en één Y-chromosoom
DNA
  • Het DNA bevat de erfelijke eigenschappen 
  • De bouwstenen  van het DNA bevatten de code voor de informatie van de erfelijke eigenschappen.
  • De code voor één erfelijke eigenschap noem je een GEN
  • Er zijn heel veel eigenschappen dus heel veel GENEN
  • Alle genen samen, dus de complete informatie van erfelijke eigenschappen noem je GENOTYPE

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

GENOTYPE
  • Genotype: de informatie voor de erfelijke eigenschappen v.e. organisme
  • – Deze informatie ligt in de chromosomen in de kern v. elke lichaamscel
  • – Het genotype: het geheel v. genen dat in een celkern aanwezig is
  • – Het genotype v.e. organisme komt tot stand op het moment v. bevruchting
  • Celkern -> chromosomen -> de stof(molucuul) DNA -> vele genen (= samen: genotype)

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Het fenotype van een organisme komt tot stand door het genotype en door invloeden uit het ..................

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Mathilde laat een permanentje zetten bij de kapper. Verandert hierdoor haar genotype en haar fenotype?
A
Genotype wel, fenotype wel
B
Genotype niet, fenotype wel
C
Genotype wel, fenotype niet
D
Genotype niet, fenotype wel

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Twee uitspraken:

Winston zegt: Het hebben van een erfelijke ziekte is een voorbeeld van een fenotype
Henk zegt: Het fenotype is altijd hetzelfde als het genotype
A
Beide gelijk
B
Winston heeft gelijk
C
Henk heeft gelijk
D
Beide ongelijk

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noemen we de informatie voor ál je erfelijke eigenschappen in een cel?

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

zelfstandig werken
Maak:
 opgave  1 t/m  7


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies