Inversie

Inversie
Het omdraaien van het onderwerp en de persoonsvorm
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
HandelMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Inversie
Het omdraaien van het onderwerp en de persoonsvorm

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inversie.
Het omkeren van de gewone volgorde in een hoofdzin. Dit is de normale volgorde in een hoofdzin:
onderwerp - persoonsvorm

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inversie mag alleen als..
- een zin vragend is > Maakt hij het niet te bont?
- een zin begint met een ander zinsdeel dan het onderwerp > Morgen ga ik naar de kapper. (hier staat de bwb voorop)
- er een bijzin voor de (hoofd)zin staat >  Omdat ik ziek ben, ga ik naar huis. (check het voegwoord 'omdat', wat de bijzin laat zien)

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Correctie van de onjuiste inversie
Je draait het onderwerp en de pv weer om.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Morgen gaat hij naar Limburg.
A
inversie
B
geen inversie

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het is inversie omdat:
Morgen gaat hij naar Limburg.
'Hij' is het onderwerp en 'gaat' is de persoonsvorm. 'Gaat' staat voor het onderwerp.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hij gaat daar carnaval vieren.
A
inversie
B
geen inversie

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het is geen inversie want.
Hij gaat daar carnaval vieren.
Hij is het onderwerp, gaat is de persoonsvorm en gaat staat na het onderwerp.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gaat hij dan 's zondags wel naar de kerk?
A
inversie
B
geen inversie

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is wel inversie want.
Gaat hij dan 's zondags wel naar de kerk?
'Hij' is het onderwerp en gaat is de persoonsvorm en 'gaat' staat voor 'hij'.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik denk het niet.
A
inversie
B
geen inversie

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is niet inversie.
Ik denk het niet.
'Ik' is het onderwerp en 'denk' is de persoonsvorm en 'denk' staat na de persoonsvorm.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maakt hij het niet te bont?
A
inversie
B
geen inversie

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is inversie.
Maakt hij het niet te bont?
'Maakt' is de persoonsvorm en staat voor het onderwerp 'hij' het.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Thuis houdt hij het altijd rustig.
A
inversie
B
geen inversie

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is inversie.
Thuis houdt hij het altijd rustig.
'Houdt' is de persoonsvorm en 'hij' het onderwerp. 
Dus je kent het nu wel denk ik.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar gaat het vaak mis?

Bij samengestelde zinnen. Dan is er sprake van een onjuiste inversie.


Alleen in het eerste deel van de samengestelde zin mag inversie worden gebruikt. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is dit niet waar?
In Utrecht bezochten we de Dom en gingen we naar een  gezellig kroegje.

Elke dag loopt hij naar de stad en spreekt hij zijn vriend.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vanochtend stapte hij in de douche en waste hij zich daarna snel.
A
inversie bij 'stapte hij in'
B
geen inversie
C
is een foutieve inversie bij 'en waste hij'
D
is een foutieve inversie bij 'stapte hij in'

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

A+C
Vanochtend stapte hij in de douche en waste hij zich daarna snel.
 'en Waste hij' is het tweede deel van een samengestelde zin.
'Stapte hij' is goede inversie want het is het eerste deel van een samengestelde zin.
Een betere reden is omdat je voor de inversie in het tweede deel een woord verwacht. Een bwb bijvoorbeeld. Beter was dus: en daarna waste hij zich snel/hij waste zich daarna snel.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Correct
Vanochtend stapte hij in de douche en hij waste hij zich daarna snel.
Vanochtend stapte hij in de douche en daarna waste hij zich snel.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hij poetste zijn tanden en kleedde hij zich aan.
A
goeie inversie bij 'kleedde zich aan'
B
geen inversie
C
is foutieve inversie bij 'zijn tanden'
D
is foutieve inversie bij 'kleedde zich aan'

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Foutive inversie.
Hij poetste zijn tanden en kleedde hij zich aan.
Want het is het tweede deel van een samengestelde zin.

Niet waar: Er moet een vooropplaatsing komen in de vorm van een bwb. Of je draait de pv en het onderwerp om.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

correctie
Hij poetste zijn tanden en hij kleedde hij zich aan.
Hij poetste zijn tanden en daarna kleedde hij zich aan.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zijn moeder maakte het ontbijt, maar hij lustte de pindakaas niet.
A
goeie inversie bij 'maar hij lustte'
B
geen inversie
C
is foutieve inversie bij 'maar hij lustte'
D
is foutieve inversie bij 'maakte het ontbijt'

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Geen inversie

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontstemd sprong hij op de fiets en trapte hij daarna naar school.
A
inversie bij 'sprong hij'
B
inversie bij 'trapte hij'
C
A+B
D
geen inversie

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

antwoord C
Ontstemd sprong hij op de fiets en trapte hij daarna naar school.

2x inversie: 'sprong hij' juiste inversie + 'trapte hij' foutieve inversie.


'Trapte hij' is het tweede deel van een samengestelde zin.

Slide 28 - Tekstslide

ik hoop dat dit goed is juff
Klopt, maar incorrecte inversie
In de tweede zin verwacht je een vooropplaatsing.

Ontstemd sprong hij op de fiets en (ontstemd) trapte hij daarna naar school. (je wilt hier weer een vooropplaatsing in de vorm van een bwb)
Je mag ook hier de pv en het onderwerp weer omdraaien.
Check de drie regels: vraagzin, vooropplaatsing van een bwb, of een bijzin voor de hoofdzin.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Daar zag hij zijn meisje, maar zij zag hem niet komen.
A
goeie inversie bij 'zag hij'
B
geen inversie
C
foutieve inversie bij 'zijn meisje'
D
foutieve inversie bij 'maar zij zag'

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Inversie.
Daar zag hij zijn meisje, maar zij zag hem niet komen.
Is de juiste vorm van inversie 

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies