Lowan thema 1 De school werkwoorden
1 / 45
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Ik (pakken)
A
pak
B
pakk
C
paak
D
pakt
Slide 21 - Quizvraag
Slide 22 - Tekstslide
Hij (wijzen)
A
wijs
B
wijst
C
wijzt
D
wijset
Slide 23 - Quizvraag
Slide 24 - Tekstslide
Jij (lezen)
A
lezt
B
lest
C
leest
D
leezt
Slide 25 - Quizvraag
Slide 26 - Tekstslide
Hij (leren)
A
leer
B
lert
C
leeret
D
leert
Slide 27 - Quizvraag
Slide 28 - Tekstslide
wij (schrijven)
A
schrijfen
B
schrijvet
C
schrijven
D
schrijft
Slide 29 - Quizvraag
Slide 30 - Tekstslide
Ik (tekenen)
Ik.....
Ik.....
Slide 31 - Open vraag
Slide 32 - Tekstslide
Jana (staan)
A
staan
B
staat
C
stat
D
staant
Slide 33 - Quizvraag
Slide 34 - Tekstslide
De juf ..... (zitten)
Slide 35 - Open vraag
Slide 36 - Tekstslide
Jullie (kijken) naar de juf.
A
kijk
B
kijkt
C
kijken
D
kijket
Slide 37 - Quizvraag
Slide 38 - Tekstslide
De leerling (praten) met de meester.
A
prat
B
praat
C
praten
D
pratet
Slide 39 - Quizvraag
Slide 40 - Tekstslide
De juf en de meester (liggen)
A
liggen
B
ligt
C
liggt
D
ligen
Slide 41 - Quizvraag
Slide 42 - Tekstslide
Zeggen.
ik........
ik........
Slide 43 - Open vraag
Slide 44 - Tekstslide
komen
jij ......
jij ......
