Reageren Les 5: Zenuwcellen

Neurotische cellen!!
§14.4 Zenuwcellen
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Neurotische cellen!!
§14.4 Zenuwcellen

Slide 1 - Tekstslide

Wat je al weet...
  • Je weet dat zintuigen prikkels omzetten in impulsen
  • Je weet dat je zenuwstelsel impulsen vervoert en verwerkt
  • Je weet dat je zenuwstelsel uit cellen bestaat 

Slide 2 - Tekstslide

Deze les
  • De 3 soorten cellen die een belangrijke rol spelen in het zenuwstelsel.
  • Wat is de taak van elk van deze drie cellen?
  • Hoe kunnen cellen elektrische signalen (impulsen) aan elkaar doorgeven?

Slide 3 - Tekstslide

3 soorten zenuwcellen (neuronen)

Slide 4 - Tekstslide

Sensorische zenuwcel
Ook wel gevoelszenuwcel.

  • Is aan één kant verbonden met een zintuig.
  • De andere kant is verbonden met een schakelcel in het ruggenmerg (of soms direct met hersenen: oog). 
  • Taak is dus om impuls van zintuig naar CZS te vervoeren. 
  • Valt op door: 2 grote uitlopers (lange dendriet en korte axon) en cellichaam ligt daar duidelijk apart van.

Slide 5 - Tekstslide

Motorische zenuwcel
Ook wel bewegingszenuwcel.

  • Is aan één kant verbonden met een spier.
  • De andere kant is verbonden met een schakelcel in het ruggenmerg.
  • Taak is dus om impuls van CZS naar spier te brengen.
  • Valt op door: 1 grote uitloper (lange axon).

Slide 6 - Tekstslide

Schakelcel

  • Kan met alle 3 soorten zenuwcellen verbonden zijn.
  • Taak is dus om impulsen te ontvangen van sensorische zenuwcel en door te geven aan andere schakelcellen of impuls aan motorische zenuwcel geven.
  • Valt op door: geen grote uitlopers.
  • Dendriet en axon zijn niet duidelijk herkenbaar (zonder pijl: richting v/d impuls).

Slide 7 - Tekstslide

Zenuwcel
(neuron)
Zenuwcel bestaat uit:
1. 
2.
3.
4.
5.
6.

Slide 8 - Tekstslide

Zenuwcel
(neuron)
Zenuwcel bestaat uit:
1. Dendriet
2. Cellichaam
3. Celkern
4. Axon
5. Myelineschede/ Swanncel
6. Synaps

Slide 9 - Tekstslide

Impuls
Impulsen zijn elektrische signalen: ladingsverschil.

Binnenkant cel t.o.v. buitenkant is -70mV (rustpotentiaal).

Slide 10 - Tekstslide

Ontstaan impuls
Een impuls is een elektrisch signaal dus lading van de cel moet veranderen. Om dit te doen laat de zenuwcel geladen stoffen binnen: Na+

Binnenkant cel tov buitenkant gaat van -70mV naar uiteindelijk +20mV (actiepotentiaal).

Om overbelasting van CSZ te voorkomen is er een drempelwaarde. Onvoldoende prikkeling is geen impuls.

Slide 11 - Tekstslide

Impuls
Een impuls verplaatst zich doordat op de plek naast waar de impuls ontstaat de natriumpoorten zich ook openen, en vervolgens daarnaast. 

Een impuls verplaatst zich zo met een snelheid van 2-3 meter per seconde. 

Niet bepaald snel dus: voet > hoofd > voet = ong. 2 seconden.

Slide 12 - Tekstslide

Herstel
Voor een volgend impuls moet de cel de lading wel weer van +20mV terugbrengen naar -70mV.

Om dit te doen gaan Na+ dicht en andere poorten open (K+).

Binnenkant cel t.o.v. buitenkant is uiteindelijk weer -70mV.

Daarna gaat de cel Na+ omwisselen met K+:
Na+ weer uit de cel, K+ weer in de cel.

Slide 13 - Tekstslide

Herstel
1. Rust (cel -70mV)
2. Depolarisatie
Na+ kanalen open, Na+ cel in
3.  Repolarisatie 
Na+ dicht, K+ open, K+ cel uit.
4. Herstel:
Opname K+, afgeven Na+
(actief transport)

Slide 14 - Tekstslide

0

Slide 15 - Video

Impulsgeleiding

  • Impuls verplaats zich 2 a 3 m/s

Om dit te versnellen hebben vooral lange uitlopers myelineschedes. Hierdoor hoeven allen de open stukken tussen de schedes van lading te veranderen (sprongsgewijze impulsgeleiding)

  • Hierdoor stijgt de snelheid naar 120 m/s.

Slide 16 - Tekstslide

De synaps
De synaps is: de ruimte tussen axon en dendriet

Slide 17 - Tekstslide

Impulsoverdracht in een synaps

Slide 18 - Tekstslide