Vergrotende trap en het bijvoeglijk naamwoord (herhaling)

Welke Franse bijvoeglijke
naamwoorden ken ik al?
1 / 19
volgende
Slide 1: Woordweb
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Welke Franse bijvoeglijke
naamwoorden ken ik al?

Slide 1 - Woordweb

Unité 5 - grammaire II: het bijvoeglijk naamwoord
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord (= personen en dingen).

Het bijvoeglijk naamwoord in het Frans past zich aan, aan het zelfstandig naamwoord.




BV:  Marie is klein     - Marie est petite

Slide 2 - Tekstslide

Unité 5 - grammaire II: het bijvoeglijk naamwoord
MAAR:
Eindigt het bijvoeglijk naamwoord op een –e? Dan krijg je geen extra –e bij vrouwelijke woorden enkelvoud!
BV: La voiture est rouge en niet rougee

Eindigt het bijvoeglijk naamwoord op een –s? Dan krijg je geen extra –s bij mannelijke woorden meervoud!
BV: Les pantalons sont gris en niet griss

Slide 3 - Tekstslide

Unité 5 - grammaire II: het bijvoeglijk naamwoord
UITZONDERING
De volgende woorden krijgen geen extra –e bij vrouwelijk enkelvoud. Deze woorden veranderen helemaal.


Slide 4 - Tekstslide

Unité 5 - grammaire II: het bijvoeglijk naamwoord
De plaats van het bijvoeglijk naamwoord:
1. het bijvoeglijk naamwoord komt ACHTER het zelfstandig naamwoord
BV: Ma mère porte une jupe verte 

2. Onderstaande bijvoeglijk naamwoorden komen VOOR het znw:
     Joli                                 mooi, leuk                          petit                          klein 
     grand                            groot                                    bon, bonne            goed, lekker 
     nouveau, nouvelle   nieuw                                  vieux, vieille           oud 
BV: Mon père a acheté un nouveau pantalon 
 


Slide 5 - Tekstslide

Yannick porte toujours des pantalons (gris)

Slide 6 - Open vraag

Sa veste est très (grand)

Slide 7 - Open vraag

Sa jupe est (nouveau)

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Video

vergrotende trap
! waar je in het Nederlands - er achter het bijvoeglijk naamwoord zet, zet je in het Frans PLUS ervoor!!!! 

Jan is groter => Jean est plus grand
een mooier boek  => un plus beau livre
een spannender boek => un livre plus captivant

Slide 10 - Tekstslide

vergrotende trap
! waar je in het Nederlands - er achter het bijvoeglijk naamwoord zet, zet je in het Frans PLUS ervoor!!!! 

Jan is groter => Jean est plus grand
een mooier boek  => un plus beau livre
een spannender boek => un livre plus captivant

Slide 11 - Tekstslide

De vergrotende trap 
De vergrotende trap van een bijvoeglijk naamwoord maak je door plus (+), moins (-) of aussi (=) voor een bijvoeglijk naamwoord of bijwoord te zetten. 
Elle est plus longue que sa soeur. = Zij is langer dan haar zus.
Il est moins fort que son frère. = Hij is minder sterk dan zijn broer.
Ils jouent aussi bien que moi. = Zij spelen net zo goed als ik. 
'Als' en  'dan' in een vergelijking vertaal je met 'que'.

Slide 12 - Tekstslide

vergrotende trap
  • Zet plus voor het bijvoeglijk naamwoord.
  • Obélix  est plus grand.      Obelix is groter

  • Pas het bijvoeglijk naamwoord wel aan wanneer dit moet!
  •  La fille est plus grande
     (fille is vrouwelijk dus krijgt grand +e)

Slide 13 - Tekstslide

Maak de vergrotende trap.
Cette fille est ___ (kleiner). petit

Slide 14 - Open vraag

Let op: vergrotende trap!
Marie est plus ....... que Pierre
A
méchant
B
méchante
C
méchants
D
méchantes

Slide 15 - Quizvraag

uitleg:
"groter" is de vergrotende trap
 van "groot".
De overtreffende trap zou zijn:
"De mijne is het grootst."

groot = stellende trap
groter = vergrotende trap
het grootst = overtreffende trap

Slide 16 - Tekstslide

bron I: de vergrotende trap

Slide 17 - Tekstslide

Maak de vergrotende trap. Obelix est ___ (luier). paresseux

Slide 18 - Open vraag

Maak de vergrotende trap. Obelix est ___ (minder lui). paresseux

Slide 19 - Open vraag