Oefenen §12.1 t/m §12.2


Oefenen / herhalen met erfelijkheid.
Hoe vind jij dat je de doelen van erfelijkheid beheerst?
0100
1 / 27
volgende
Slide 1: Poll
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les


Oefenen / herhalen met erfelijkheid.
Hoe vind jij dat je de doelen van erfelijkheid beheerst?
0100

Slide 1 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Nu volgen er 18 vragen over erfelijkheid

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wat is de beste omschrijving van chromosomen?
A
erfelijke eigenschappen
B
genen
C
opgerold DNA
D
opgerolde sliertjes in de celkern

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de afbeelding hiernaast. 
Zet vervolgens van groot naar klein
1
2
3
4
Cel
Chromosoom
Gen
DNA

Slide 4 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies


Met het genotype gg heb je 2 recessieve allelen
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Met het genotype AA ben je heterozygoot
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wanneer je het genotype BB hebt, krijg je het dominante fenotype
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wanneer een dier een recessief fenotype heeft, weet je wat zijn genotype is
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Tigo zegt: Het fenotype wordt bepaald door de erfelijke eigenschappen en de omgeving.
Mads zegt: Het genotype ligt vast, deze kun je niet aanpassen.
Wie heeft er gelijk?
A
Tigo
B
Mads
C
Tigo & Mads
D
Geen van beiden

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Thijn heeft bij de supermarkt zaden van een moestuinplantje gekregen. Hij besluit de zaden in de potjes met grond te doen en geeft ze regelmatig water. De zaadjes ontkiemen en het plantje gaat groeien. Wat kun je zeggen over het genotype en fenotype na ontkieming?
A
genotype: verandert fenotype: verandert
B
genotype: verandert fenotype: blijft het zelfde
C
genotype: blijft het zelfde fenotype: verandert
D
genotype: blijft het zelfde fenotype: blijft het zelfde

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Een gen is een deel van een chromosoom met de erfelijke informatie voor één erfelijke eigenschap.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Een mens heeft 2 geslachtschromosomen en 46 andere chromosomen.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Een mens heeft 2 geslachtschromosomen en 44 andere chromosomen
23
46
Hoeveel chromosomen bevatten de onderste lichaamscellen afkomstig van een mens?

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies



Oorlellen kunnen vast of los zijn. De ouders in de afbeelding hiernaast hebben beide losse oorlellen.
Welk gen is dominant?

A
Gen voor losse oorlellen
B
Gen voor vaste oorlellen
C
Geen van beiden
D
Niet te zeggen

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



Oorlellen kunnen vast of los zijn. De ouders in de afbeelding hiernaast hebben beide losse oorlellen.
Hoe wordt het genotype van de ouders genoemd?

A
Heterozygoot
B
Homozygoot
C
Aa
D
aa

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Oorlellen kunnen vast of los zijn. De ouders in de afbeelding hiernaast hebben beide losse oorlellen.

Hoe noteer je het genotype van de ouders?
A
Heterozygoot
B
Homozygoot
C
Aa
D
aa

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Het kunnen rollen van je tong is afhankelijk van de aanwezigheid van een dominant gen.
Een zwangere moeder, die haar tong niet kan rollen, krijgt een kind met een vader die dit wel kan. Deze vader is heterozygoot voor deze eigenschap.

Hoe groot is de kans dat hun kind later kan tongrollen?
Maak een kruisingsschema op een kladblaadje
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul het schema verder in, kies de woorden uit het blok hiernaast.
Er blijven woorden over
Bruin is dominant
en de bruine cavia is heterozygoot!
bruin
wit
Aa (50%), aa (50%)
100% bruin
Aa
AA
AA, Aa, aa
aa
50% bruin
Aa (100%)

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies



Bij mensen is het gen voor bruine ogen dominant over het gen van blauwe ogen. De vader van Juul en Jacques heeft blauwe ogen. Moeder heeft bruine ogen. Juul heeft blauwe ogen.
Hoe groot is de kans dat Jacques bruine ogen heeft?
Tip: Maak een kruisingsschema
A
0%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Uit welke stamboom kun je afleiden dat de rode kleur bij een bloem een dominante eigenschap is?
Tip!
Als 2 ouders met hetzelfde fenotype nakomelingen krijgen met een ander fenotype zijn de ouders heterozygoot (Aa). Het afwijkende fenotype is homozygoot ressecief (aa). Het fenotype van de ouders is dan dominant.
A
B
C
D

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Het gen voor krullend haar is dominant (A), dat voor stijl
haar is recessief (a). Een vrouw die homozygoot is voor stijl
haar krijgt vier kinderen van een man met krullend haar
(zie afbeelding). Wat is het fenotype van kind P?
A
krullend haar
B
stijl haar
C
aa
D
Aa

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



De ziekte van Huntington is een erfelijke aandoening
die bepaalde delen van de hersenen aantast. Hiernaast is
van twee verschillende personen een chromosomenpaar
afgebeeld. De genen die bepalen of iemand de ziekte wel
of niet heeft, zijn aangegeven met letters.
Is het gen voor de ziekte dominant of recessief?
A
Het gen is dominant
B
Het gen is recessief
C
Dit is niet uit de gegevens op te maken

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



Hiernaast zie je een deel van de stamboom van de familie van Lenthe.
Is de aandoening van Lenthe een recessieve of een dominante aandoening
Of kun je dat met behulp van deze stamboom niet bepalen?

Uit de uitleg moet blijken dat de opa en oma van Lenthe beide gezond zijn, maar een van hun kinderen niet. Dat kan alleen als de opa en oma ook het gen voor de ziekte hebben. Maar omdat opa en oma beide niet ziek zijn, moet het gen voor MCADD dus wel recessief zijn (1p)
A
recessieve aandoening
B
dominante aandoening

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Bij cavia’s is de aanleg voor zwart haar dominant over die voor wit haar. Twee cavia’s (heterozygoot voor deze aanleg), worden met elkaar gekruist. Hoe groot is het percentage nakomelingen in de F1 dat wit haar zal hebben?
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Een pas getrouwd stel is in verwachting van een kind. De man heeft een zeldzame stofwisselingsziekte en kan koolhydraten niet goed verteren. Deze ziekte is recessief. Zijn vrouw is toevallig ook drager van deze ziekte. Wat is de kans dat hun kind de ziekte ook krijgt? 
A
0%
B
25%
C
50%
D
75%

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De oefentoets is nu klaar.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klaar!
  • Bezig met oefening op biologiepagina.nl
  • Bezig met het doornemen van eerdere lessonups.
  • Bezig met het maken van een samenvatting/mindmap
  • Bezig met oefentoets op de digitale omgeving van het boek.

Maak een keuze en ga hier de rest van de les mee aan de gang.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies