PA1C2_Intro en Bron A

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

¡Bienvenidos!

¿Qué vamos a hacer hoy?

Wat gaan we vandaag doen?

Toets bespreken
Start hoofdstuk 2:
Introductie en Bron A

Doel van de les:

• Ik begrijp wat ik goed en minder goed heb gedaan in de toets.
  
• Ik maak kennis met het nieuwe thema van hoofdstuk 2.
• Ik kan een kort tekst in het Spaans lezen en vragen hierover antwoorden.

(TB p. 18)

Galicië is een "comunidad" van Spanje. Bekijk de kaart en tel hoeveel "comunidades" Spanje heeft.

Waar gaan de pelgrims uiteindelijk naar toe?

1. Satiago de Compostela
2. Het huis van Merche en Susana
3. Barcelona

Valencia :Valenciaans

Galicië: Galicisch

Catalonië & Balearen: Catalaans

Baskenland: Baskisch

Wat doen de spanjaarden tijdens de siësta?

Intro: En camino (TB p. 18)

Opdracht 2 (WB p. 33)

biblioteca

hospital

super

banco

panadería

tienda

Bron A:  ¡Encantada! (TB p. 19)

opdracht 3 (WB p. 34)                                            opdracht 4a (WB p. 34)

Je gaat voor 15 min. rustig werken:

Heb je vragen?

• lees de opdracht opnieuw
• zoek het antwoord in je boek
• schrijf op wat je wil vragen
• ga verder met de volgende vraag

1

Madrid

2

Voor het huis van Susana in het centrum van Betanzos

3

Omdat het fragment gaat over de ontmoeting tussen Susana en Merche; zij kennen elkaar nog niet.

3b. Lees onderstaande zinnen en luister naar de audio.

Geef aan welke vragen er gesteld worden.

a ¿Qué tal?

b ¿Cómo te llamas?

c ¿Cuántos años tienes?

d ¿Vives aquí?

e ¿Dónde está?

f ¿Está lejos?

g ¿Cuál es tu número de teléfono?

h ¿Vamos juntas al supermercado?

b, d, e, f , h

1

20

2

Dat zij en Merche buren zijn.

3

de supermarkt

5

Om samen naar de supermarkt te gaan.

4

naar rechts (derecha)

4a Combineer de woorden met de juiste betekenis.

¿dónde está?

delante de

vives

está cerca

te llamas

al lado de

waar is het?

jij heet

het is dichtbij

je woont

naast

voor

4b Sleep de woorden naar de juiste zin. 

1. Está     <<delante de>>      su casa.

2. Cómo <<te llamas>>?

3. <<vives>>                      aquí?

4. Busco el supermercado. <<Dónde está?>>

5. Está <<cerca>>

6. Está a la derecha, <<al lado>>                  del banco.

delante de

te llamas

vives

¿Dónde está?

cerca

al lado

enlace

1

voor de school

2

de supermarkt

3

de supermarktmedewerker

opdracht 5 (WB p. 35)

(TB p. 19)

opdracht 6a (WB p. 35)

Opdracht 6b (WB p. 35)

Lees de onderstaande vragen. Luister nog eens naar de audio. Zet de antwoorden in de juiste volgorde.

1

2

3

4

Merche en Susana gaan naar de supermarkt.

Susana vraagt aan Merche of ze naar dezelfde school gaat als zij.

Susana zegt dat Merche en zij niet in dezelfde klas zitten.

Merche zegt dat haar school in La Coruña is.

1

falso

2

falso

3

verdadero

4

verdadero

opdracht 6c (WB p. 35)

1

B

2

B

3

A

4

A

opdracht 6d (WB p. 35)

Ejercicios de vocabulario en Bookwidgets