evolutie

 Evolutie theorie
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

 Evolutie theorie

Slide 1 - Tekstslide

Wat is evolutie?

Slide 2 - Woordweb

Wat is evolutie
De ontwikkeling van het leven waarbij soorten  ontstaan, veranderen of verdwijnen

Slide 3 - Tekstslide

evolutie theorie
-verandering in genotype (mutaties)
-natuurlijke of kunstmatige selectie
-ontstaan nieuwe soorten door aanpassingen aan het milieu.

Slide 4 - Tekstslide

Veranderingen in genotypen
  • Populatie= een groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied die zich met elkaar kunnen voortplanten.
  • Nieuwe genotypen ontstaan(voortplanting & mutaties)
  • Diversiteit in een populatie

Slide 5 - Tekstslide

Verandering van genotype
  • Een mutatie = een verandering van een deel van het chromosoom, waardoor het genotype veranderd
  • mutatie in een lichaamscel is niet zichtbaar in het fenotype
  • mutatie in een bevruchte eicel is meestal wel zichtbaar
  • mutatie zichtbaar--> mutant
  • Is een mutatie nuttig => mutatie blijft
  • Is een mutatie niet nuttig => dier heeft een kleinere kans om te overleven dus kan de mutatie niet doorgeven


Slide 6 - Tekstslide

Wat betekent 'Survival of the fittest'?

Slide 7 - Woordweb

Antwoord
Survival of the fittest betekent dat er individuen zijn die gunstige eigenschappen hebben, waardoor ze een grotere overlevingskans hebben en meer nakomelingen kunnen krijgen.

Best aangepast en dus nakomelingen!

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Voorbeeld van natuurlijke selectie
(survival of the fittest)
van evolutie

Slide 10 - Tekstslide

Natuurlijke selectie is noodzakelijk voor evolutie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Mutaties zijn niet noodzakelijk voor evolutie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Darwin had het over 'survival of the fittest'
Waar staat 'fittest' voor bij evolutie?

A
Dat je het best bent aangepast aan je omgeving
B
hoe fit je bent
C
hoeveel nakomelingen je maakt
D
hoe sterk je bent

Slide 13 - Quizvraag

stelling 1 - Natuurlijke selectie is dat soorten die zich het beste aanpassen aan de omstandigheden de beste overlevingskans hebben.
Stelling 2 - Een goed voorbeeld van evolutie zijn mensen die in koude gebieden wonen dikke jassen dragen.
A
1 is goed
B
1 en 2 zijn goed
C
2 is goed
D
1 en 2 zijn beide fout

Slide 14 - Quizvraag

Antwoord
A- Stelling 2 is fout, want het dragen van dikke jassen is geen eigenschap van het organisme zelf. Het is ook geen eigenschap die kan worden doorgegeven. 
Stelling 1 is goed. 

Slide 15 - Tekstslide

Drie uitgangspunten evolutie
  1. Veranderingen in genotypen
  2. Natuurlijke selectie
  3.  Ontstaan van nieuwe soorten

Slide 16 - Tekstslide

Nieuwe soort
Als nieuwe vormen van een soort zich niet meer onderling kunnen voortplanten dan is een nieuwe soort ontstaan door:
  • mutatie
  • Isolatie

Slide 17 - Tekstslide

Isolatie
A
groepen organismen van dezelfde soort leven samen
B
groepen organismen van verschillende soorten leven samen
C
groepen organismen van dezelfde soort trekken naar elkaar toe
D
groepen organismen van dezelfde soort raken van elkaar gescheiden

Slide 18 - Quizvraag

Het ontstaan van nieuwe soorten
Wanneer soorten van elkaar gescheiden raken en de leefomgeving verandert

Slide 19 - Tekstslide

Ontstaan van nieuwe soorten

Slide 20 - Tekstslide

Hoe noemen we het als twee populaties van elkaar gescheiden raken door een natuurlijke oorzaak?
A
Isolatie
B
Evolutie
C
Natuurlijke selectie
D
Overlevingskans

Slide 21 - Quizvraag

Hoe is verandering van genotype mogelijk?
A
Mutatie en kunstmatige selectie
B
Mutatie en natuurlijke selectie
C
Kunstmatige selectie en klonen
D
Natuurlijke selectie en ver-edeling

Slide 22 - Quizvraag

Een bosuil heeft bruine óf grijze veren, niet alle twee. De kleur is erfelijk, waarbij de grijze veren dominant zijn. De veerkleur van bosuilen wordt al dertig jaar bijgehouden door het Fins natuurhistorisch museum. Vooral in strenge winters met veel sneeuw gaan er meer bruine uilen dood. Nu de winters warmer worden is de populatie bruine bosuilen flink toegenomen. Omdat bosuilen vrijwel zeker geen seksuele voorkeur hebben voor dieren met lichte of donkere veren, moet er sprake zijn van natuurlijke selectie. Bedenk wat het verband zou kunnen zijn tussen de opwarming van de aarde en de stijging van het aantal bruine bosuilen.

Slide 23 - Open vraag

Soorten met een gemeenschappelijke voorouder, vertonen verwantschap

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide



19. Aan welke groep zijn de gorilla’s het meest verwant volgens de stamboom?

A
de chimpansees
B
de gibbons
C
de halfapen
D
aan de apen van de oude wereld

Slide 26 - Quizvraag

In de afbeelding is in een stamboom weergegeven hoe verschillende groepen roofdieren zich volgens de evolutietheorie hebben ontwikkeld Drie groepen roofdieren zijn: de hondachtigen, de wasbeerachtigen en de zeehonden.
Aan welke van deze groepen zijn de beren het meest verwant volgens de informatie?

A
aan de hondachtigen
B
aan de wasbeerachtigen
C
aan de zeehonden

Slide 27 - Quizvraag

Wat wordt er met deze afbeelding bedoeld?
(kies de beste uitleg)
A
Dat mensen van de apen afstammen
B
Dat mensen en apen gemeenschappelijke voorouders hebben.
C
Dat er door micro-evolutie nieuwe soorten zijn ontstaan
D
Dat er veel apen zijn.

Slide 28 - Quizvraag

100 jaar geleden kwam een groep muggen in de metrotunnels in Londen terecht. Ze kwamen niet meer in contact met muggen buiten de tunnels. Ook veranderde hun voedsel. Daardoor vormden de muggen in de tunnels een nieuwe soort. Hoe noem je de gebeurtenis dat de twee groepen niet meer met elkaar in contact kwamen?
A
evolutietheorie
B
isolatie
C
natuurlijke selectie
D
soortvorming

Slide 29 - Quizvraag

Antwoord
B- De muggen raken geïsoleerd van andere muggen door een barrière. Elkaar niet kunnen bereiken heet isolatie

Slide 30 - Tekstslide

Opdrachten maken
Alle opdrachten van bs 2 maken (thema 4)

Slide 31 - Tekstslide

Argumenten voor evolutie

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Slide 34 - Video

Fossielen(1)
zijn versteende overblijfselen van organismen of afdrukken van organismen in gesteenten.

Slide 35 - Tekstslide

Leg uit hoe fossielen de evolutie theorie ondersteunen.

Slide 36 - Open vraag

Antwoord
Fossielen zijn afdrukken van organismen. Vaak zag men dat er ook fossielen waren van organismen die nergens in de wereld te vinden waren. Daaruit kun je concluderen dat er door de tijd meerdere soorten hebben geleefd en dat soorten uitsterven (de fossielen komen na een tijdje niet meer voor). Ook kun je met onderzoek aan fossielen stambomen van soorten uitschrijven. Waaruit je kan zien welke soort uit welke soort is ontstaan (verwantschap).

Slide 37 - Tekstslide

Overeenkomst in bouw(2.1)
  • Verschillende functies
  • Dezelfde bouw
  • Gemeenschappelijke voorouder

Slide 38 - Tekstslide

Overeenkomst in bouw(2.2)
  • Dezelfde functie
  • Verschillende bouw
  • Geen gemeenschappelijke voorouder

Slide 39 - Tekstslide

Rudimentaire organen

Slide 40 - Tekstslide

Sleep de juiste afbeelding naar de bijbehorende structuur.
overeenkomst in bouw
overeenkomst in functie
Rudimentair

Slide 41 - Sleepvraag

Antwoord
A-1 (Dezelfde functie, maar andere structuur)
B-2 (Dezelfde structuur, maar een ander functie)
C-3 (Orgaan waarvan de functie is vervallen en daardoor is het orgaan niet meer nodig)

Slide 42 - Tekstslide

geologische tijdschaal

Slide 43 - Tekstslide

Plaats het onstaan van de verschillende / gebeurtensissen levensvormen in de juist volgorde. Van vroeger tot heden.
1: ......................

2: .....................

3: .....................

4: ....................

5: ....................

6: ...................


Ontstaan van de aarde
Zoogdieren en vogels
Mensachtigen
Landdieren
Eencelligen
Meercelligen

Slide 44 - Sleepvraag