ABR7 17.06.2025

Welkom!
17.06.2025
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
AndersMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 180 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
17.06.2025

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Terugblik
  • Verder 5.1
  • KNM

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Terugblik
Bespreken HW:
opdr. 6 t/m 9, 12, 14 + 15 (praktijkboek)

Slide 4 - Tekstslide

5.1
  • Bekijk het rode blokje op blz. 207 
  • De man maakt de vloer van het restaurant schoon. 
  • De kapster knipt het haar van Naomi. 
  • De kinderen speelden met de poppen. 
  • In deze zinnen wordt er verteld wat iemand doet/deed. 
  • Wie doet/doen iets? 
  • De man --> hij maakt de vloer schoon
  • De kapster --> zij knipt het haar van Naomi 
  • De kinderen --> ze speelden met de poppen

Slide 5 - Tekstslide

5.1
  • De vloer van het restaurant wordt schoongemaakt.
  • Het haar van Naomi wordt geknipt.  
  • Er werd met de poppen gespeeld. 
  • In deze zinnen wordt niet verteld wie iets doet/doen
  • Dat is in deze zinnen niet belangrijk.
  • Het is belangrijk wat er met iets/iemand gebeurt
  • Je gebruikt worden/werden en een voltooid deelwoord. 

Slide 6 - Tekstslide

5.1
  • Bekijk de zinnen. Hoe kun je zeggen wat er met iets/iemand gebeurt, in plaats van wie/wat iets doet? 
  • Marina hangt de was op. 
  • De monteur repareert de auto. 
  • Mijn vader snoeide gisteren de planten. 
  • Thijs eet drie appels. 
  • Haifa zet een pot koffie. 
  • De buschauffeur bestuurde de bus. 

Slide 7 - Tekstslide

5.1
  • Soms kun je ook alsnog zeggen wie iets doet. 
  • Je kunt het woord ''door'' gebruiken.  
  • Je vertelt daarna door wie het wordt gedaan. 
  • Marina hangt de was op. --> De was wordt opgehangen door Marina
  • De monteur repareert de auto. --> De auto wordt gerepareerd door de monteur. 
  • Mijn vader snoeide gisteren de planten. --> De planten werden gisteren gesnoeid door mijn vader. 
  • Thijs eet drie appels. --> De drie appels worden gegeten door Thijs. 
  • Haifa zet een pot koffie. --> De pot koffie wordt gezet door Haifa. 
  • De buschauffeur bestuurde de bus. --> De bus werd bestuurd door de buschauffeur. 

Slide 8 - Tekstslide

5.1
  • Bekijk het plaatje
  • Welke zin kun je maken met:
  • worden/werden + voltooid deelwoord
  • worden/werden + voltooid deelwoord + door  

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

5.1
  • Maak opdr. 16 en 17
  • Bespreken 

Slide 16 - Tekstslide

5.1
  • Blauwe woorden (blz. 209) 

Slide 17 - Tekstslide

5.1
  • Maak tweetallen
  • Bekijk opdr. 18
  • Pak praatplaat ''Het buurtcentrum''
  • Bespreek samen de vragen 

Slide 18 - Tekstslide

5.1
  • Maak opnieuw tweetallen 
  • Bekijk opdr. 19
  • Bekijk nog een keer de praatplaat  
  • Wat is waar? Onderstreep het juiste antwoord
  • Bespreken

Slide 19 - Tekstslide

5.1
  • Maak nog een keer tweetallen
  • Bekijk opdr. 21
  • Bekijk nog een keer de praatplaat 
  • Maak zinnen met de woorden 
  • Je hoeft geen zinnen te maken zoals uit het rode blokje (blz. 207)

Slide 20 - Tekstslide

5.1
  • Maak nog een keer tweetallen
  • Bekijk opdr. 22
  • Bekijk nog een keer de praatplaat 
  • Cursist A: maakt een vraag met een van de blauwe woorden
  • Cursist B: geeft antwoord
  • Klaar? Draai de rollen om 

Slide 21 - Tekstslide