In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
H2: Licht
Introductie
§ 2.2 Licht, schaduw en spiegels
§ 2.3 Van infrarood tot ultraviolet
§ 2.4 Beelden maken met een lens
§ 2.5 Oog en bril
Slide 1 - Tekstslide
Lesprogramma
Terugblik; 8 vragen
Schaduw tekenen
Instructie beelden maken (uitleg)
verwerkingsopdrachten tekenen
Nabespreking
Slide 2 - Tekstslide
Het spectrum van wit licht bestaat uit alle kleuren van de regenboog. Zet de kleuren van dit spectrum in de juiste volgorde.
Het spectrum :
Indigo
Bruin
Groen
Geel
Violet
Blauw
Oranje
Rood
Slide 3 - Sleepvraag
Wat is de spiegelwet?
A
"letters die je in een spiegelbeeld ziet zijn omgekeerd"
B
"Hoek van inval is gelijk aan hoek van terugkaatsing"
C
"bolle spiegels zijn groter dan holle spiegels"
D
"een spiegel is altijd vlak"
Slide 4 - Quizvraag
welke tekening geeft de spiegelwet juist weer?
A
.
B
.
C
.
D
.
Slide 5 - Quizvraag
Welke apparaten maken gebruik van ultraviolette straling?
A
afstandsbedieningen en alarminstallaties
B
afstandsbedieningen en blacklights in discotheken
C
zonnebanken en apparaten voor de behandeling van sportblessures
D
zonnebanken en blacklights in discotheken
Slide 6 - Quizvraag
Erik komt met een blauw shirt naar school. In het lokaal wordt een proefje gedaan met gekleurd licht. Er is alleen een lamp aan die zuiver geel licht uitstraalt. Welke kleur lijkt het shirt nu te hebben?
A
Geel
B
Blauw
C
Zwart
D
Groen
Slide 7 - Quizvraag
Welke bewering over infraroodstraling (ir) en ultraviolette straling (uv) is goed?
A
Een koud voorwerp zendt veel uv-straling uit.
B
Een warm voorwerp zendt veel ir-straling uit.
C
Je huid verbrandt door te veel ir-straling.
D
Uv-straling wordt door de ozonlaag voor een groot deel tegengehouden.
Slide 8 - Quizvraag
De letterlijke betekenis van infrarood is:
A
lichtrood.
B
naast het rood.
C
voor het rood.
D
voorbij het rood.
Slide 9 - Quizvraag
Waarom word je bruiner of verbrand je sneller in de sneeuw?
Slide 10 - Open vraag
schaduw tekenen
vraag:
ligt de hond in de schaduw?
Slide 11 - Tekstslide
Lichtbundels
Hoe heet de bovenste bundel?
Divergerende lichtbundel
Evenwijdige lichtbundel
Convergerende lichtbundel
Slide 12 - Tekstslide
Lichtbreking bij positieve lenzen
Met een positieve lens kun je een evenwijdige lichtbundel zonlicht in één punt concentreren, het brandpunt.
Er is een convergente lichtbundel ontstaan.
Zo breekt een positieve lens evenwijdig licht.
Slide 13 - Tekstslide
Lichtbreking bij negatieve lenzen
Na de lens bewegen de lichtstralen bij elkaar vandaan.
Dat betekent dat het licht steeds zwakker wordt.
Er is een divergente lichtbundel ontstaan.
Een negatieve lens heeft geen brandpunt waar de
stralen bij elkaar komen. Er is wel een punt vóór de
lens waar de lichtstralen vandaan lijken te komen.
Dit punt noem je ook het brandpunt.
Zo breekt een negatieve
lens evenwijdig licht.
Slide 14 - Tekstslide
Een beeld op een scherm vormen
Bij camera’s en beamers wordt het beeld gevormd
door lichtstralen die op een scherm vallen.
Zo’n beeld noem je een reëel beeld.
Een virtueel beeld kun je niet zichtbaar maken op een scherm, een reëel beeld wel.
Beamer
Slide 15 - Tekstslide
Scherpstellen
Met een optische bank kun je
onderzoeken hoe dat scherpstellen
in zijn werk gaat.
De afstand tussen het voorwerp en
de lens noem je de voorwerpsafstand.
De afstand tussen de lens en het
scherpe beeld noem je de beeldafstand.
Een optische bank.
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Video
Aan de slag!
Maak extra verwerkingsopdrachten tekenen
Opdracht 2 (schaduw)
Opdracht 5 + 6 (lenzen)
Opdracht 7 (Beeld tekenen)
Slide 18 - Tekstslide
Waar wil je nog extra uitleg over?
Slide 19 - Woordweb
Samenvatting
Slide 20 - Tekstslide
Afsluiting: we weten.................
Je kunt het verschil beschrijven tussen positieve lenzen en negatieve lenzen.
Je kunt uitleggen hoe een positieve lens een evenwijdige bundel zonlicht breekt.
Je kunt toelichten wat wordt bedoeld met ‘brandpunt’ en ‘brandpuntsafstand’.
Je kunt uitleggen hoe een negatieve lens een evenwijdige bundel zonlicht breekt.
Je kunt het verschil uitleggen tussen een reëel beeld en een virtueel beeld.
Je kunt het beeld construeren dat een positieve lens van een voorwerp vormt.
Je kunt de voorwerpsafstand en de beeldafstand opmeten in een tekening.
Slide 21 - Tekstslide
Het is duidelijk waar we met het hoofdstuk aan het werk gaan