Groene Vormgeving en styling klas 4VMBO PK009b

Groene vormgeving en styling PK009
Beeldaspecten
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
Groene vormgeving en stylingMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Groene vormgeving en styling PK009
Beeldaspecten

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij de vormgeving kijk je naar de ...
A
Materialen
B
Voorstelling
C
Beeldaspecten
D
Technieken

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vlak en ruimtelijk
Vlak = plat, met 2 dimensies (hoogte en breedte)





Ruimtelijk = met 3 dimensies (hoogte, breedte en diepte)

Slide 3 - Tekstslide

Vorm is een belangrijk beeldaspect in de beeldende kunst. Door bepaalde soorten vormen te kiezen, kun je als kunstenaar de uitstraling van je kunstwerk bepalen. Om goed over kunst te kunnen praten, is het belangrijk dat je een aantal begrippen kunt herkennen en gebruiken.  

We maken onderscheid tussen 2- en 3-dimensionale vormen. In de beeldende kunst noemen we dat vlak (2d) en ruimtelijk (3d). Deze vlakke en ruimtelijke basisvormen ken je al van wiskunde:

We noemen een kunstwerk tweedimensionaal (2d) als:
A
Er sprake is van ruimtelijkheid
B
Als je het kunt meten met drie maten: hoogte, diepte, en breedte
C
Als je het kunt meten met twee maten: lengte en breedte
D
Als er maar twee dingen op staan

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een ander woord voor driedimensionaal is:
A
Ruimtelijk
B
Plat
C
Horizontaal
D
Verticaal

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Dit kunstwerk is:
A
tweedimensionaal
B
driedimensionaal
C
ruimtelijk

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kleurenleer
Primair: Hoofdkleuren  rood, blauw en geel
Secundair: menging van de primaire kleuren  groen, paars en oranje
Tertiair: menging van een primaire en secundaire kleur
Complementair: liggen tegenover elkaar en hebben een opheffende werking op elkaar  geel en paars

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ruimte creeren

Overlapping
Afsnijding
Verkleining

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Verkleining:
Alles op de voorgrond is groot getekend en op de achtergrond klein.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overlapping
De beeldelementen worden vóór/over elkaar gezet.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Plasticiteit
Ruimtesuggestie van een vorm op het platte vlak. 
Vaak door schaduwwerking

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Perspectief

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overlapping
Afsnijding
Kleur perspectief
Plasticiteit

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vogelvlucht - Neutraal - en Kikvorsperspectief

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LICHT

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de onderstaande lichtbronnen is een kunstmatige lichtbron?
A
Zon
B
Maan
C
Kaars
D
Bosbrand

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Natuurlijke lichtbron
Kunst-matige  lichtbron

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Klopt de schaduw?
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Klopt de schaduw?
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Klopt de schaduw?
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

COMPOSITIE

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

COMPOSITIE= vlakverdeling
De manier waarop alles is geordend (neergezet)
in een kunstwerk

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Horizontale compositie
De onderdelen van een compositie zijn vooral horizontaal gerangschikt, Een horizontale compositie heeft een statisch effect. 


Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verticale compositie
De richtingslijnen in de compositie lopen voornamelijk verticaal (van boven naar beneden). Dit heeft een statisch of rustig effect.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Diagonale compositie

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Centraal compositie

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Driehoek compositie
Bij een driehoek compositie plaats je alle voorwerpen zo, dat er een driehoek ontstaat. Deze compositie wordt vaak gekozen voor een stilleven. 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Symmetrisch/ Asymmetrisch
Als een compositie verdeeld kan worden in twee helften die precies of ongeveer elkaars spiegelbeeld zijn. Een compositie kan horizontaal en/of verticaal symmetrisch zijn. Symmetrie heeft een rustig effect. Het tegenovergestelde is ‘asymmetrisch’: dit heeft een onrustig effect.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

dynamische compositie 
Dynamisch betekent beweeglijk. Een dynamische compositie is wat onrustiger en minder saai dan een statische compositie.
Een dynamische compositie krijg je door:
– diagonale/schuine richtingen
– gebogen richtingen
– veel wisselende richtingen
– veel (verschillende) beweeglijke vormen
– contrasten, bijvoorbeeld licht-donkercontrast
–ritme in vorm, kleur of richting

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

statische compositie
Een statische compositie ziet er rustig uit, doordat alles met elkaar in evenwicht is. Evenwicht in een compositie krijg je door:
– gelijkmatige toepassing van horizontale en verticale richtingen
– weinig beweeglijke vormen
– gelijkmatige verdeling van kleuren en vormen
– het ontbreken van contrasten

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lagen
Laag: op de grond, zittend, kruipend, rollend
Midden: met gebogen romp, knieën licht gebogen
Hoog: springend of op tenen bewegen, het lichaam is opgericht
Patronen Op de vloer: cirkels, rechte of ronde lijnen, vierkanten
In de lucht: rechte of gebogen lijnen, spiralen, zig zag, etc.
Richtingen Voor- en achterwaarts
Diagonaal
Zijwaarts (links en rechts)
Omhoog en omlaag
Vormen Iedere beweging zorgt er voor dat je lichaam een bepaald vorm in de ruimte inneemt die kan zijn
  • groot / klein 
  • open / gesloten 
  • symmetrisch / asymmetrisch
Dans voltrekt zich altijd in ruimte. In de meest brede zin van het woord is ruimte de reële of virtuele plek, locatie, waar de danser danst.
RUIMTE
RUIMTE kan vanuit verschillende perspectieven worden bekeken, namelijk:
  • de plek die een danser inneemt op het podium
  • de plek die de danser inneemt ten opzichte van zijn/haar mededansers (formaties als V-vorm, rij, cirkel etc.)
  • en ook de beweging die een danser maakt met zijn lichaam

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke compositie?
A
driehoek
B
statisch
C
asymmetrisch
D
horizontaal

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke compositie?
A
verticaal
B
diagonaal
C
symmetrisch
D
horizontaal

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke compositie?
A
verticaal
B
horizontaal
C
centraal
D
diagonaal

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke compositie?
A
driehoek
B
statisch
C
diagonaal
D
horizontaal

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke compositie?
A
verticaal
B
horizontaal
C
statisch
D
diagonaal

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke compositie?
A
dynamisch
B
statisch
C
diagonaal
D
horizontaal

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke compositie?
A
dynamisch
B
statisch
C
diagonaal
D
horizontaal

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke compositie?
A
driehoek
B
statisch
C
asymmetrisch
D
horizontaal

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke compositie?
A
verticaal
B
horizontaal
C
statisch
D
cirkel

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke compositie hoort bij welk plaatje?
Diagonaal
Horizontaal
Centraal
Verticaal
Overall
Driehoek

Slide 42 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke 2 begrippen passen bij deze afbeelding?
Ritme
driehoeks compositie
Licht-donker contrast
Vormcontrast

Slide 43 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Contrasten

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Groot en klein.





Hoekig rond.

Vormcontrast: 
verschillen tussen (soorten) vormen:

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Licht/donker contrast: schilderis gebruiken licht en schaduw om de ruimte aan te geven. Extreem licht/donker noemen we Clair-obscur

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kleurcontrasten
- Warm/koud contrast
- Licht/donker contrast
- Complementair contrast

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Structuur

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Textuur

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent textuur?
A
Hoe iets is opgebouwd
B
Een tekst toegevoegd aan een oppervlak
C
Hoe het oppervlak er uit ziet/aanvoelt
D
Als klei wordt afgebakken

Slide 50 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is dit een natuurlijke structuur of een textuur?
A
Structuur
B
Textuur

Slide 51 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies