H19.5/19.7

Vandaag
1) Vorige les
3)  §19.5/§19.7
4) Evaluatie 
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vandaag
1) Vorige les
3)  §19.5/§19.7
4) Evaluatie 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een kenmerkend verschil tussen een aandeel en een obligatie?
A
Aandeel is een eigendomsbewijs, obligatie is een schuldbewijs
B
Aandeel krijg je rente, obligatie krijg je dividend
C
Aandelen kun je zo kopen, voor een obligatie moet je naar de notaris
D
Aandelen koop je op de effectenbeurs en obligaties op de rommelmarkt

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Koers van een obligatie 
Je hebt een obligatie van € 10.000 nominaal in bezit gekocht tegen een koers van 100%. De komende 5 jaar geeft deze obligatie een vaste rente van 5% per jaar. Je krijgt dus ieder jaar €50 omdat je geld hebt uitgeleend. Je wilt de obligatie verkopen, omdat je het geld nodig hebt voor een wereldreis. 

Op het moment van verkoop worden ook nieuwe obligaties uitgegeven met een vergelijkbaar risico en een looptijd van 5 jaar. Deze geven een rente van 7,5% per jaar. 

Zal de koers waartegen je jouw obligatie kunt verkopen hoger of lager dan 100% zijn? 
Lager: een belegger wil jouw obligatie wel kopen, maar tegen een koers waarbij hij gemiddeld 7,5% rendement per jaar heeft. 

Als de marktrente stijgt zal de koers van een obligatie dalen
Als de marktrente daalt zal de koers van een obligatie stijgen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

§19.5 Leverancierskrediet

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Consumptief leverancierskrediet: krediet dat een leverancier verleend aan een consument (aan particulieren).
Bijv: Jij bestelt nieuwe nike schoenen en je betaald deze pas over een maand

Voordeel: 
  • kosten voor de leverancier zijn laag
  • klantenbinding

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Productief leverancierskrediet: krediet dat een bedrijf verleent aan een ander bedrijf.
Bijv: een restaurant bestelt een nieuwe voorraad drank en betaald deze pas over een maand. 
Voordeel:
  • kosten zijn meestal lager dan bankkrediet
  • risico voor de leverancier is kleiner dan voor de bank omdat de leverancier beter weet hoe de klant ervoor staat.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Korting contant
Wanneer de afnemer binnen een bepaalde tijd betaald mag hij een percentage van het te betalen bedrag aftrekken. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld 
Klant moet binnen 4 weken betalen.
Bij betaling binnen 1 week krijgt de klant 1% korting over €10.000 ("korting voor contante betaling")
Vraag: Wat zijn de kosten van het leverancierskrediet in procenten per jaar?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Methode 1 (% over het bedrag voor de korting)
Betaal je binnen één week (drie weken voor de uiterste betaaldatum) dan ontvang je een korting van 1%. Verschil van 3 weken komt overeen met 1% korting oftewel €100 want deze krijgt de klant niet meer. (3 weken = 1 % korting). In 52 weken:
 1% x 52/3 = 17,3% per jaar.
Methode 2 (% over het bedrag na de korting)
Het totaal bedrag (€10.000) is 100%  De korting(€100) is 1% 
Het bedrag na korting oftewel de oorspronkelijke prijs (€9.900) is 99%.

Drie weken krediet kost je 1%/99% = 1.01010..% van de oorspronkelijke prijs.
In 52 weken: 1.01010..% x 52/3 = 17.5% per jaar

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

§19.6 Afnemerskrediet

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afnemerskrediet (ook consumptief en productief)
De afnemer (de klant) verstrekt krediet aan de leverancier
Wanneer:
  • Bij speciale orders (maatwerk) 
  • Dienstverlenende bedrijven (bij wanbetaling kan je geen product terugvorderen)
  • Opkopende handel (agrarische gewassen kweken voor de klant)

Slide 12 - Tekstslide

Boot wordt in fases gebouwd en iedere keer betaal je als klant een deel vooruit

Ezelsbruggetje: 
Bij leverancierskrediet doet de leverancier de eerste stap (leveren), bij afnemerskrediet doet de afnemer de eerste stap (betalen)

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een klant, een afnemer, noemen we ook wel een...?
A
Debiteur
B
Crediteur

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Debiteuren/Crediteuren
  • Debiteuren zijn jouw afnemers. Van hen moet jij later nog geld ontvangen.
  • Crediteuren zijn jouw leveranciers. Aan hen moet je later nog geld betalen.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leverancierskrediet vs afnemerskrediet
Woonboulevard (leverancier) en blij gezin (afnemer)

Gezin betaalt vooruit: afnemerskrediet
Woonboulevard levert bank, gezin
betaalt later: leverancierskrediet

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LEVERANCIERSKREDIET
AFNEMERSKREDIET
Een consument die een koffiemachine heeft betaald maar deze is nog niet geleverd
Het pakketje van Zalando is al geleverd maar jij hebt nog niet betaald
De garage ontvangt nog geld van een ondernemer die zijn zakenauto kwam keuren
Je gaat uiteten en rekent direct na het etentje af
Een meubelzaak moet nog een bank leveren aan een klant, deze is vorige maand betaald
Het bedrijf heeft het bedrag ontvangen voor de aangekochte scooter maar nog niet geleverd

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leverancierskrediet <-----------------> Afnemerskrediet
Eerst goederen,                                              Eerst geld,  
       dan geld                                                       dan goederen     

Nog te betalen bedragen,                        Vooruitbetaalde bedragen
Nog te ontvangen bedragen,              Vooruitontvangen bedragen
      

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jij ontvangt als onderneming afnemerskrediet. Welke post ontstaat er?
A
Debiteuren
B
Vooruitbetaalde bedragen
C
Crediteuren
D
Vooruitontvangen bedragen

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar zijn we nu op balans? Kort VV

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

§19.7 Rekening-courantkrediet

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rekening-courantkrediet
Bij rekening-courant krediet krijgt de onderneming toestemming van de bank om tot een bepaald maximumbedrag rood te staan, het kredietplafond.  Het verschil tussen het kredietplafond en huidige bedrag dat je rood staat, noemen we dispositieruimte

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zou geen goede reden zijn om van een Rekening-Courantkrediet gebruik te maken
A
als je weinig EV hebt en geen keuze tot ander leningen
B
andere lening terug te betalen
C
om als bedrijf seizoens-pieken te overbruggen dus voor korte termijn
D
anticipatiekrediet voor bedrijven die willen groeien als ze in de toekomst aandelen uitgeven

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Loesoe BV heeft schuld aan bank van 19.000,- Voor rekening courant is afgesproken maximale kredietruimte van 40.000,- 
19.000,-
40.000,-
21.000,-
59.000,-
Dispositie ruimte
(bij rood staan)
Kredietplafond
(bij rood staan)
Nergens

Slide 24 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

§19.8 Leasen

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Particulier leasen

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten leasing
Operational leasing: een leaseovereenkomst die op korte termijn opzegbaar is. De huurprijs vormt kosten en komt op de winst- en verliesrekening, niet op de balans. Dit noemen we off-balance.
Financial leasing: een leaseovereenkomst o.b.v. de geschatte economische levensduur. Het is niet opzegbaar en de meeste kosten zijn voor de leasende partij zelf (lessee). Het object is te vinden op de balans. 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een geleased goed staat bij
Operational- en/of Financial leasing op de ..... ?
(Er kan meer goed zijn)
A
Operational als bezit op de balans
B
Operational als huurkosten op V&W
C
Financial als bezit op de balans
D
Operational- en financial beiden als kosten op de V&W

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom zou je financial leasen? Als je het toch later overneemt, waarom dan niet gelijk kopen?

  • Bij duurzame productiegoederen is aanschaf ineens vaak te groot, ook om het bedrag geleend te krijgen. 
  • Starter kan sowieso vaak geen groot bedrag lenen. 
  • Je doet het, als huurprijs iets lager is dan marktrente lening 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijke opgaves
19.10, 19.12 t/m 19.14 & 19.16 

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies