Breuken: Gelijkmaken, optellen, aftrekken en vereenvoudigen

Breuken: Gelijkmaken, optellen, aftrekken en vereenvoudigen
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 2,4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Breuken: Gelijkmaken, optellen, aftrekken en vereenvoudigen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel van de les
Aan het einde van de les kan je breuken gelijknamig maken, optellen, aftrekken en vereenvoudigen.

Slide 2 - Tekstslide

Introduceer het doel van de les en benoem de verschillende vaardigheden die de leerlingen aan het einde van de les moeten beheersen.
Wat weet jij al over breuken gelijkmaken, optellen, aftrekken en vereenvoudigen?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Breuken gelijkmaken
Breuken gelijkmaken betekent dat je twee of meer breuken hebt met een verschillende noemer en dat je deze noemers gelijk maakt.

Slide 4 - Tekstslide

Leg uit wat het gelijkmaken van breuken betekent en laat zien hoe dit gedaan kan worden.
Voorbeeld: breuken gelijkmaken
1/3 + 1/6 = 2/6 + 1/6 = 3/6
1/2 + 1/3 = 3/6 + 2/6 = 5/6

Slide 5 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van het gelijkmaken van breuken en laat zien hoe de noemers gelijk gemaakt worden en hoe de breuken opgeteld worden.
Breuken optellen
Als je breuken gaat optellen, moeten de noemers gelijk zijn. Tel de tellers bij elkaar op en schrijf het resultaat als een breuk met de noemer die je hebt gekozen.

Slide 6 - Tekstslide

Leg uit hoe breuken opgeteld kunnen worden en geef een voorbeeld.
Voorbeeld: breuken optellen
1/4 + 2/4 = 3/4

Slide 7 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van het optellen van breuken en laat zien hoe de tellers bij elkaar opgeteld worden en hoe de noemer gekozen wordt.
Breuken aftrekken
Als je breuken gaat aftrekken, moeten de noemers gelijk zijn. Trek de tellers van elkaar af en schrijf het resultaat als een breuk met de noemer die je hebt gekozen.

Slide 8 - Tekstslide

Leg uit hoe breuken afgetrokken kunnen worden en geef een voorbeeld.
Voorbeeld: breuken aftrekken
3/4 - 1/4 = 2/4

Slide 9 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van het aftrekken van breuken en laat zien hoe de tellers van elkaar afgetrokken worden en hoe de noemer gekozen wordt.
Breuken vereenvoudigen
Breuken vereenvoudigen betekent dat je de teller en de noemer van een breuk door hetzelfde getal deelt, zodat de breuk kleiner wordt.

Slide 10 - Tekstslide

Leg uit wat het vereenvoudigen van breuken betekent en geef een voorbeeld.
Voorbeeld: breuken vereenvoudigen
4/8 = 1/2

Slide 11 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van het vereenvoudigen van breuken en laat zien hoe de teller en de noemer door hetzelfde getal gedeeld worden.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 12 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 13 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 14 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.