2.4 Niet-metalen (les 1)

Klas 1 - Natuur- Scheikunde

  • §2.3 - Niet-Metalen (les 1)
  • Aan de slag
Naar LessonUp.app!
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuur- ScheikundeMiddelbare schoolvmbo lwoo, bLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Klas 1 - Natuur- Scheikunde

  • §2.3 - Niet-Metalen (les 1)
  • Aan de slag
Naar LessonUp.app!

Slide 1 - Tekstslide

2.4 Niet-metalen
  • Je kunt de eigenschappen van glas benoemen
  • Je kunt beschrijven wat recyclen betekent

  • Je kunt de eigenschappen van glaswol benoemen
  • Je kunt de eigenschappen van hout benoemen
  • Je kunt de eigenschappen van keramiek benoemen

Slide 2 - Tekstslide

Glas
Belangrijke eigenschappen van glas zijn:
  • Glas is doorzichtig
  • Glas kan gekleurd worden
  • Glas kan goed tegen allerlei soorten vloeistoffen
  • Glas is makkelijk schoon te maken
  • Glas is breekbaar
Iemand die voorwerpen maakt van glas, noem je een glasblazer
Wanneer je glas verwarmd, kan je het in andere vormen blazen

Slide 3 - Tekstslide

Welke eigenschappen kun je bedenken die bij glas (kunnen) horen?

Slide 4 - Woordweb

Welke stof-eigenschap hoort niet bij het glas in een raam?
A
Doorzichtig
B
Hard
C
Buigbaar
D
Breekbaar

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Video

Welke eigenschap heeft glas?
A
Breekt niet
B
Kan tegen bijtende stoffen
C
Is erg taai
D
Smelt snel

Slide 7 - Quizvraag

Recyclen
  • Recycling is het opnieuw gebruiken van afvalmaterialen
  • Een andere manier van hergebruiken is werken met statiegeld. De lege flessen worden verzameld en in de fabriek opnieuw gevuld

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Welk plaatje is :
Recyclen
A
B
C
D

Slide 10 - Quizvraag

Wat kun je NIET recyclen?
A
Glas
B
Papier
C
Appel
D
Alles is te recyclen

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent recyclen?
A
hergebruiken
B
wergwerpartikelen
C
veel fietsen
D
weinig fietsen

Slide 12 - Quizvraag

Aan de slag!
Lezen:
Glas (blz. 94)
Recyclen (blz. 96)
Maken:
opdr. 59 t/m 65 (blz. 96 & 97)
rood = Iedereen is stil
  

oranje = Je mag de docent een vraag stellen 


groen = Je mag met elkaar fluisterend 
overleggen

Slide 13 - Tekstslide