Welvaart hoofdstuk 3 deel 1

Economie - VWO 5
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 30 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Economie - VWO 5

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Het bbp berekenen als de som van bestedingen
  • beschrijven van de verbanden tussen de verschillenden sectoren in de kringloop
  • De geldkringloop voor een gesloten economie beschrijven
  • Onderscheid maken tussen een reëele kringloop en geldkringloop
  • M.b.t. berekeningen de geldkringloop verhelderen
  • en nog meer check blz 44

Slide 2 - Tekstslide

Instructie

Slide 3 - Tekstslide

De bloedsom.... ehh economische kringloop
De economische kringloop is het idee van een arts; Quesnay. Hij vergeleek de samenhang tussen sectoren met de bloedsomloop. De organen zijn de sectoren en het bloed is het geld dat stroomt van de ene sector naar de ander.

Slide 4 - Tekstslide

reële verus monetaire 
kringloop
Stel je een economie voor met enkel gezinnen en bedrijven. De gezinnen bieden hun productiefactoren (arbeid, kaptiaal etc.) aan de bedrijven en in ruil daarvoor ontvangen ze inkomen. De gezinnen krijgen goederen en diensten van de bedrijven in ruil voor geld; consumptieuitgaven. Hiernaast zie je dat de zwarte pijlen de reële stromen en de rode pijlen de monetaire/geld stromen weergeven. De economische kringloop geeft enkel monetaire stromen weer.

Slide 5 - Tekstslide


De blauwe en groene pijlen zijn de goederen / diensten en productiefactoren. Dit zijn de ........................ factoren. De rode pijlen zijn geldstromen. Dit zijn .................................. factoren.

Slide 6 - Tekstslide


De blauwe en groene pijlen zijn de goederen / diensten en productiefactoren. Dit zijn de reële factoren. De rode pijlen zijn geldstromen. Dit zijn monetaire factoren.

Slide 7 - Tekstslide

Met overheid

Dit kleine  economische model, met enkel gezinnen en bedrijven, kunnen we uitbreiden met meer sectoren. Hiernaast zie je een model waarin de overheid is toegevoegd.

Maar in het model dat je moet weten zit ook het buitenland 


Slide 8 - Tekstslide

Investeringen
Bedrijven investeren om meer te kunnen produceren (uitbreidingsinvesteringen) en om oude machines te vervangen. Dit laatste zijn vervangingsinvesteringen en zijn gelijk aan de afschrijvingen. Aangezien het in het kringsloopmodel om netto nationaal product gaat (dus zonder afschrijvingen), zijn de investeringen gelijk aan netto-investeringen, oftewel de uitbreidingsinvesteringen.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Investeringen
Vervangingsinvesteringen: het vervangen van versleten vaste activa, kapitaalgoederen die langer dan één jaar meegaan. Ze worden betaald van de afschrijvingen,
Uitbreidingsinvesteringen: het uitbreiden van de vaste activa.
Voorraadinvesteringen: het geld dat opgesloten zit in de voorraden van de ondernemingen.

Voor de netto-investeringen moeten de bedrijven een beroep doen op de banken in de vorm van leningen; vervangingsinvesteringen worden betaald uit de behaalde winsten van de bedrijven in de vorm van afschrijvingen.

Slide 11 - Tekstslide

Breedte investering
Er is sprake van een breedte investering wanneer na de investering de kapitaalintensiteit constant blijft.

Verhouding kapitaal en arbeid



1 machine 1 nieuwe machine (van hetzelfde soort)
hoeveelheid Arbeid 



2 arbeidsjaren ook 2 arbeidsjaren
Verhouding A/K 2/1 (2) 2/1 (2)
Conclusie: In verhouding wordt vóór en ná de investering dezelfde hoeveelheid arbeid per machine gebruikt.

Slide 12 - Tekstslide

Diepte investering
Er is sprake van een diepte investering wanneer door de investering de kapitaalintensiteit stijgt (arbeid wordt vervangen door kapitaal).

Slide 13 - Tekstslide

Kringloop met buitenland

Slide 14 - Tekstslide

Macro-economische identiteiten

Uit het kringloopmodel kunnen we zogenaamde macro-economische identiteiten (vergelijkingen die altijd gelden) afleiden:

  1. Wat de gezinnen binnenkrijgen = wat er bij de gezinnen uitgaat: ..................................................
  2. Alle bestedingen = productie = binnenlands inkomen:  .............................................................................

Slide 15 - Tekstslide

Macro-economische identiteiten

Uit het kringloopmodel kunnen we zogenaamde macro-economische identiteiten (vergelijkingen die altijd gelden) afleiden:
1) Wat de gezinnen binnenkrijgen = wat er bij de gezinnen uitgaat: Y = C + S + B
2) Alle bestedingen = productie = binnenlands inkomen:

     C +  I + O + E – M = Y

Slide 16 - Tekstslide

Spaarsaldo's

Identiteiten 1 en 2 gecombineerd geeft:
Y = C + S + B
Y = C +  I + O + E – M

.................................................................................................


Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Spaarsaldo's

Slide 19 - Tekstslide

kringloop
toelichting

Slide 20 - Tekstslide

toon aan dat gezinnen hun hele inkomen gebruiken

Slide 21 - Tekstslide

toon aan dat gezinnen hun hele inkomen gebruiken
Y = C + B + S = 130 + 30 + 50
Ybedr + Yo =  210

Slide 22 - Tekstslide

Toon aan dat de productie gelijk is aan het inkomen. 

Slide 23 - Tekstslide

Y = Ybedr + Ybo
Y = 170 + 40 = 210
Y = C + I + O + (E-M)
(C) 130 + (I) 35 + (Cop) 40 +  (Com + I) 30 
+ (E) 40 - (M)65

Slide 24 - Tekstslide

Heeft de overheid een tekort of overschot?

Slide 25 - Tekstslide

Heeft de overheid een tekort of overschot?
O = 70, B = 50
Dus tekort van 20

Slide 26 - Tekstslide

Heeft Kwel moeten lenen in het buitenland of het buitenland in Kwel? 

Slide 27 - Tekstslide

Heeft Kwel moeten lenen in het buitenland of het buitenland in Kwel? 
E < M, dus Kwel moet lenen in het buitenland, want ze kopen meer dan ze verdienen.

Slide 28 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Maken 3.1 t/m 3.4

Slide 29 - Tekstslide

Evaluatie
  • Het bbp berekenen als de som van bestedingen
  • Het bbp berekenen als som van de toegevoegde waarde
  • Het bbp berekenen als som van de beloning voor de productiefactoren
  • Het verband tussen de productie, het inkomen en de bestedingen verklaren en rekenkundig onderbouwen
  • De geldkringloop voor een gesloten economie beschrijven
  • Onderscheid maken tussen een reëele kringloop en geldkringloop
  • M.b.t. berekeningen de geldkringloop verhelderen

Slide 30 - Tekstslide