Lifeguard Hoofdstuk 3 & 4

• Keuzedeel zweminstructeur
• MBO
• Studiejaar 2,3

Steeds meer vervang ik "of" in mijn leven door "en".

Welke van de onderstaande stellingen is juist?

I. Het is verplicht om de Lifeguards het toezichtplan voor gezien en voor akkoord te laten ondertekenen.

II. Het toezichtplan is kort gezegd: een plan waarin duidelijk omschreven staat hoe en door wie het toezicht wordt uigeoefend.

1. Alleen stelling I is juist
2. Alleen stelling II is juist
3. Beide stellingen zijn juist
4. Beide stellingen zijn onjuist

Wie is er verantwoordelijk voor dat aan alle wettelijke eisen wordt voldaan?

1. De gemeente
2. De Koninklijke Nederlandse Zwem Bond
3. De Lifeguards
4. De zwembadexploitant

Welke van de onderstaande stellingen is juist?

I. Het toezichtplan geeft uitvoering aan de maatregelen die voorkomen dat de veiligheid en gezondheid van gebruikers nadelig wordt beïnvloedt.

II. De praktische uitvoering van het toezichtplan valt onder de verantwoordelijkheid van de Lifeguards.

1. Alleen stelling I is juist
2. Alleen stelling II is juist
3. Beide stellingen zijn juist
4. Beide stellingen zijn onjuist

Welke van de onderstaande stellingen is juist?

I. Wanneer er een noodlottig ongeval plaatsvindt, is er sprake van nalatigheid van de Lifeguard.

II. De houder van het zwembad moet verantwoording afleggen wanneer er een noodlottig ongeval plaatsvindt

1. Alleen stelling I is juist
2. Alleen stelling II is juist
3. Beide stellingen zijn juist
4. Beide stellingen zijn onjuist

Bij voorkeur wordt het toezichtplan opgesteld door:

1. De lifeguards
2. De zwembadexploitant en het management
3. Het management
4. Het management en de Lifeguards

Welke van de onderstaande stellingen is juist?

I. Te veel licht is vaker een probleem in zwembaden dan te weinig licht.

II. De toegang tot de zwemzaal moet eigenlijk liggen bij het ondiepe gedeelte van het bassin.

1. Alleen stelling I is juist
2. Alleen stelling II is juist
3. Beide stellingen zijn juist
4. Beide stellingen zijn onjuist

Wat valt niet onder preventief handelen:

1. Je moet attracties kunnen bedienen
2. Je moet in staat zijn om goed te observeren en alert te blijven
3. Je moet in staat zijn om snel te kunnen handelen
4. Je moet fysiek in staat zijn om een reddingsactie uit te kunnen voeren

Binnen hoeveel seconden moet je je omgeving kunnen scannen?

1. 5 seconden
2. 10 seconden
3. 15 seconden
4. 20 seconden

Binnen hoeveel seconden moet je in staat zijn om bij een drenkeling te kunnen zijn?

1. 5 seconden
2. 10 seconden
3. 15 seconden
4. 20 seconden

Welke van de onderstaande stellingen is juist?

I. De 10/20-regel houdt in dat je het gebied waarvoor je verantwoordelijk bent in 10 seconden moet overzien (scannen) en in maximaal 20 seconden een slachtoffer (lopend of zwemmend) moet kunnen bereiken.

II. De 10/20-regel geeft tevens de tijdslimiet aan waarbinnen een drenkeling gered moet worden: 30 seconden.

1. Alleen stelling I is juist
2. Alleen stelling II is juist
3. Beide stellingen zijn juist
4. Beide stellingen zijn onjuist

In welk geval moet je altijd aangifte doen tegen een bezoeker?

1. Wanneer de bezoeker jou als Lifeguard afleidt.
2. Wanneer een bezoeker een andere bezoeker in het water duwt.
3. Wanneer je als Lifeguard in het water wordt geduwd.
4. Wanneer twee bezoekers aan het stoeien zijn en elkaar onder water duwen.

Het belangrijkste wat je als Lifeguard moet zijn, is:

1. Alert
2. Fit
3. Uitgerust
4. Vaardig

Welke van de onderstaande stellingen is juist?

I. In het toezichtplan wordt opgenomen wanneer de Lifeguards pauze houden.

II. Onderwatercamera’s en drenkelingendetectie kunnen het menselijk toezicht vervangen.

1. Alleen stelling I is juist
2. Alleen stelling II is juist
3. Beide stellingen zijn juist
4. Beide stellingen zijn onjuist

Na hoeveel minuten onder water treedt er ernstig hersenletsel op?

1. Langer dan 1 minuut
2. Langer dan 2 minuten
3. Langer dan 3 minuten
4. Langer dan 4 minuten

Wat zijn de meest voorkomende valkuilen voor Lifeguards:

1. Foutieve standplaats, statisch, niet fit zijn, onvoldoende onderlinge roulatie
2. Foutieve standplaats, statisch, onderling praten, onvoldoende onderlinge roulatie
3. Foutieve standplaats, statisch, praten met bezoekers, onvoldoende onderlinge roulatie
4. Foutieve standplaats, statisch, slechte nachtrust, onvoldoende onderlinge roulatie

Welke van de onderstaande stellingen is juist?

I. De optimale roulatietijd is ongeveer 30 minuten.

II. Een fluitje wordt vrijwel nooit meer gebruikt om het publiek te corrigeren.

1. Alleen stelling I is juist
2. Alleen stelling II is juist
3. Beide stellingen zijn juist
4. Beide stellingen zijn onjuist