Cursus 5 Grammatica Par. 7 Voorzetsel

Welkom!
Op tafel heb je liggen:
  • Laptop: klaar om van start te     gaan. (Magister -> Leermiddelen -> Nieuw Nederlands KGT)
  • Eventueel schrift met etui
  • Ga naar www.lessonup.app
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Op tafel heb je liggen:
  • Laptop: klaar om van start te     gaan. (Magister -> Leermiddelen -> Nieuw Nederlands KGT)
  • Eventueel schrift met etui
  • Ga naar www.lessonup.app

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?

  • Lesdoelen bespreken
  • Terugblik vorige les
  • Opdracht met de laptop 
  • Tijd over? Start met het huiswerk
  • Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Cursus 5 Grammatica
     
  • Voorzetsels herkennen en gebruiken
  • Herhaling Cursus 5 Grammatica 

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik vorige les
Belangrijkste punten uit het voorgaande lessen:
  • Hoe herken je een werkwoord?
  • Hoe kun je de persoonsvorm vinden in een zin?
  • Welke lidwoorden zijn er?
  • Wat is een zelfstandig naamwoord?
  • En hoe herken je een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 4 - Tekstslide

Sleep de woorden naar de juiste plaats.
zelfstandig naamwoord
werkwoord
drinken
paarden
bijten
stoelen
dingen
plakken

Slide 5 - Sleepvraag


Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden?
A
zonnige
B
dag
C
zonnige , leren
D
leren

Slide 6 - Quizvraag

SLEEP DE WOORDSOORTEN NAAR DE GOEDE PLEK
De ouders van Bilal zijn erg aardige en behulpzame mensen.
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
werkwoord
lidwoord
ouders
de
aardige
mensen
Bilal
zijn
behulpzame

Slide 7 - Sleepvraag

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
Zegt iets over de persoonsvorm
B
De, het, een
C
Hetzelfde als een voorzetsel
D
Zegt iets over het zelfstandig naamwoord

Slide 8 - Quizvraag

Opspuiten

Een Bulgaarse vrouw wil heel graag op Barbie lijken. Ze liet haar lippen twintig keer opspuiten. De 22-jarige wil elke keer groter. Ze lijkt niet te willen opgeven. Artsen waarschuwen haar nu voor de laatste keer.
Sleep de vinkjes naar de 
werkwoorden in de tekst

Slide 9 - Sleepvraag

Wat is geen lidwoord?
A
de
B
een
C
nu
D
het

Slide 10 - Quizvraag

Cursus 5 Grammatica Par. 7 Voorzetsel
Bekijk de volgende zin:
Masha staat op de digitale weegschaal.
In deze zin is op een voorzetsel. Voorzetsels (vz) zijn meestal korte woorden, zoals na, tussen en door. Ze geven vaak aan:
– een plaats: in / op / naar (de kast)
– een tijd: na / tijdens / in (de pauze)
– een reden of oorzaak: door / vanwege (de regen)
Je gebruikt ze in combinatie met een zelfstandig naamwoord.

Slide 11 - Tekstslide

Paragraaf 7: Voorzetsels
Zo herken je een voorzetsel

Je kunt een voorzetsel voor een lidwoord + zelfstandig naamwoord zetten:
naast de kast, voor de pauze, door de regen.
Een voorzetsel staat meestal aan het begin van een zinsdeel:
Ik / ga / naar de sportschool.

Slide 12 - Tekstslide

Voorzetsels

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag met het huiswerk
Cursus 5 Grammatica
Par. 7 Voorzetsel
Opdracht 1 t/m 5
Oefentoetsen maken van de paragrafen 1, 3, 5 en 7
Werkwoord, lidwoord, zelfstandig naamwoord, 
bijvoeglijknaamwoord en het voorzetsel.



Slide 14 - Tekstslide

Fijne dag tot de volgende les!
Pak je tas weer in &
blijf zitten tot de bel gaat.

Slide 15 - Tekstslide