Hoofdstuk 2 §2

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Spaar jij?
Ja
Nee

Slide 2 - Poll

Slide 3 - Tekstslide

Reden = motieven 
Sparen voor een doel
Sparen uit voorzorg
Sparen voor de rente (is dat nog zinvol?)

Slide 4 - Tekstslide

Rente berekenen
Bijvoorbeeld 4%……

Er staat niets achter

Dan is het percentage voor een jaar!!!

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Rente kan verschillen
Rente kan in hoogte verschillen…… variabel

Rente kan vast staan voor ……. Een bepaalde periode.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Link

Samengestelde rente
Enkelvoudige rente

Slide 9 - Tekstslide

Carlin zet € 7.500 op een spaardeposito bij J&T Banka.
Bereken hoeveel rente Carlijn over de gehele looptijd ontvangt.

Slide 10 - Open vraag

Groeifactor
2 % heeft als groeifactor 1 + 0,02 = 1, 02
4,5% rente heeft als groeifactor 1 + 0,045 = 1,045

Slide 11 - Tekstslide

Wat is de groeifactor van 6,4%

Slide 12 - Open vraag

Wat is de groeifactor van 13,6%

Slide 13 - Open vraag

Samengestelde rente en groeifactor
Stel:
Er staat € 200,- op jou spaarrekening
Rente = 3% ….. per jaar (groeifactor = 1,03)
Na 5 jaar is jouw saldo?
200 x 1,03 x 1,03 x 1,03 x 1,03 x 1,03 = Rente over rente over rente…
200 x 1,03 x 1,03 x 1,03 x 1,03 x 1,03 = € 231,85

Slide 14 - Tekstslide

Kan dit sneller?
Stel:
Er staat € 200,- op jou spaarrekening
Rente = 3% ….. per jaar (groeifactor = 1,03)
Na 5 jaar is jouw saldo?
200 x 1,03 x 1,03 x 1,03 x 1,03 x 1,03 = Rente over rente over rente…
200 x 1,03 x 1,03 x 1,03 x 1,03 x 1,03 =
200 X 1,035 = € 231,85

Slide 15 - Tekstslide

Stel:
Er staat € 300,- op jou spaarrekening
Rente = 2% ….. per jaar (groeifactor = ….)
Na 2 jaar is jouw saldo?

Slide 16 - Open vraag

Stel:
Er staat € 400,- op jou spaarrekening
Rente = 7% ….. per jaar (groeifactor = ….)
Na 5 jaar is jouw saldo? NU MET MACHTSVERHEFFEN!!!

Slide 17 - Open vraag

Wat is inflatie?
A
Stijging van de algemene prijzen
B
Geld wordt minder waard

Slide 18 - Quizvraag

Begrippen
Nominale rente = rente op jouw spaarrekening
Inflatie = geld wordt minder waard
Reële rente = nominaal rente - inflatie 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

De rente op je spaarrekening is 1,85%. In dat jaar is de inflatie 1,7%.
Bereken de reële rente.

Slide 21 - Open vraag

Wat is de reële rente in 2015
A
1,5%
B
1,9%
C
1.1%
D
1,1%

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de reële rente in 2017
A
1,1%
B
1,7%
C
-0,5%
D
0,5%

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de reële rente in 2019
A
2,5%
B
-2,5%
C
2,8%
D
-2,8%

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de inflatie rente in 2021
A
1,9%
B
- 1,9%
C
1,6%
D
- 1,6%

Slide 25 - Quizvraag

Beleggen = iets kopen waarvan je verwacht dat de waarde stijgt. Wat koop je dan?

Slide 26 - Woordweb

In juni 2020 koop je 150 aandelen Just Eat Takeaway.
Welk bedrag betaal jeer in totaal voor?

Slide 27 - Open vraag

In februari 2021 verkoop je alle aandelen weer.
Bereken het rendement

Slide 28 - Open vraag

In februari 2021 verkoop je alle aandelen weer.
Bereken het rendement als percentage van je belegging.

Slide 29 - Open vraag

Slide 30 - Tekstslide

Huiswerk
Week 39 (26 t/m 30 september)
Les 1:§2.1 opgaven 1 t/m 13
Les 2:§2.2 opgaven 1 t/m 9

Slide 31 - Tekstslide