H2 les 2 Grondsoorten

H2 les 2 Grondsoorten 
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
GroenMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

H2 les 2 Grondsoorten 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt de meest voorkomende grondsoorten en teeltmedia herkennen en benoemen. 
Je kunt de pH-waarde en EC-waarde van de grond bepalen en op basis daarvan de juiste maatregelen nemen. (KB)

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Water vasthouden
De ene grondsoort houd beter watervast dan de ander. De hoeveelheid water die vast gehouden wordt heet het watervasthoudend vermogen. 

Dit heeft te maken met de ruimte tussen de korrels: de poriën.
Kleine poriën houden het water beter vast dan grote poriën. 
Poriënvolume is de hoeveelheid lucht en water die erin blijft zitten. 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Veel voorkomende grondsoorten
Zand: door rivieren, de zee en wind door Nederland verspreid. 
Zandgrond alleen bevat weinig voedingsstoffen
Hoe meer organisch materiaal, hoe donkerder het zand 

Zand heeft grote korrels en grote poriën, hierdoor loopt het water er zo doorheen. 


Slide 6 - Tekstslide

Zandgronden
Zandgronden

Slide 7 - Tekstslide

Veel voorkomende grondsoorten
Klei: is te vinden langs de kust en langs rivieren. Het bevat veel voedingsstoffen en is daardoor vruchtbaar. 

Korrelgrote van klei is veel kleiner dan zand. Water zakt hierdoor langzamer weg. Planten krijgen hierdoor alle tijd het water op te nemen. 

Slide 8 - Tekstslide

Kleigrond
Kleigrond

Slide 9 - Tekstslide

Veel voorkomende grondsoorten
Veen: ontstaan in moerassen, en bestaat uit dode plantenresten. Hierdoor is het heel vruchtbaar. 

Veengrond houd water en voeding goed vast. Nadeel is dat het lastig te bewerken is en machines makkelijk weg zakken.  

Slide 10 - Tekstslide

Veengrond
Landschap veengrond

Slide 11 - Tekstslide

Kunstmatige grond
Zand, klei en veen zijn voorbeelden van teeltmedia: middelen om op te telen. 
Vooral in gesloten teelt gebruiken kwekers ook andere teeltmedia, zoals potgrond. 
Of kunstmatige grondsoorten dit noem je; substraten
Denk aan kleikorrels, steenwol, glaswol, foamschuim en kokos. 


Slide 12 - Tekstslide

Kleikorrels
Kokos

Slide 13 - Tekstslide

Belang van substraten
- Ze moeten goed water vasthouden 
- Een plant moet er goed in kunnen wortelen
- Ze moeten steriel zijn, zodat er minder kans is op ziektes 
- Er mogen geen voedingsstoffen inzitten

Voordeel van substraten: kweker heeft groeifactoren zelf in de hand. Substraten zijn duur dus het wordt vaak hergebruikt (duurzaam)

Slide 14 - Tekstslide

Zuurgraad van de grond
Kwaliteit van de grond hand onder andere af van de zuurgraad en hoeveelheid mineralen. 

Zuurgraad wordt uitgedrukt in pH-waarde. 
Een zure grond heeft een pH-waarde lager dan 7. 
Een basische grond is weinig tot niet zuur en zit dus boven de 7

Slide 15 - Tekstslide

pH-waarde (kb)
Zandgronden zijn in het algemeen zuurder (pH 4,5 tot 5,6) dan kleigronden (pH hoger dan 6, 7)
Planten kunnen groeien bij een pH tussen 4,5 en 7,3 omdat dan goed voedingsstoffen worden opgenomen. 
Als pH te laag is kan je kalk door de grond mengen. 
Als pH te hoog is, doe je er turf doorheen. 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Mineralen in water (kb)
Hoeveelheid voeding in grond of water wordt weergeven met de EC-waarde. 
Hoe meer minderalen erin zitten, hoe hoger de EC. 
Te hoge en te lage mineralen zijn niet goed voor planten en vruchten. 
Voedingszouten verhogen de EC-waarde
Zoet water toevoegen verlaagd de EC-waarde 

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Link