Les 2 Grond en bodem soorten

Levende wereld

Thema 3.2
Teelt en verwerking







Les 2.1

Theorie doornemen
Bodem en grondsoorten
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
Levende WereldMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 7 videos.

time-iconLesduur is: 300 min

Onderdelen in deze les

Levende wereld

Thema 3.2
Teelt en verwerking







Les 2.1

Theorie doornemen
Bodem en grondsoorten

Slide 1 - Tekstslide

Programma
- Theorie week 2 doorwerken
- Je leert hoe de Nederlandse bodem er uit ziet.
- Je kan aan de hand van een onderzoekje een grondsoort bepalen.
- Je gaat het vochtvasthoudend vermogen van teeltmedia bepalen.





Slide 2 - Tekstslide

Theorie week 2​

Lees de volgende theorie hoofdstukken van thema 3.2 door:
2. Grondsoorten
2. Organische mest
2. Anorganische mest
2. Gewassen beschermen

Maak na het lezen de vragen



Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Grondsoorten in Nederland

Slide 5 - Woordweb

Grondsoorten in Nederland
- Zandgrond
- Veengrond
- Kleigrond
- Lössgrond

weet jij al waar welke grondsoort zit?

Slide 6 - Tekstslide

Grondsoort
Geen grondsoort
Zand
Loss
Zeeklei
Modder
Potgrond
Grind
Rivierklei
Rotsen
Veen
Stof
Boetseerklei
Kei

Slide 7 - Sleepvraag

Slide 8 - Link

Bij welke grondsoort hoort deze omschrijving en afbeelding?:

De basis voor deze bodemsoort is gelegd in de tijd dat Nederland nog geen dijken en dammen had. In deze tijd waren diverse delen van het land niet goed beschermd tegen de zee en rivieren, waardoor deze delen makkelijk door water werden overspoeld. Het water trok wel weer weg, maar er werd sediment achtergelaten, dit zorgt voor deze bodemsoort.
A
Löss
B
Klei
C
Zand
D
Veen

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Video

Bij welke grondsoort hoort deze omschrijving en afbeelding?:

In Nederland kennen we niet heel erg veel van deze bodem. We treffen het eigenlijk alleen aan in Zuid-Limburg. Het is een uitstekende grond voor de landbouw. Qua korrel zit deze grond precies tussen zand en klei in. Het is een zeer vruchtbare bodemsoort.
A
Löss
B
Klei
C
Zand
D
Veen

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Video

Bij welke grondsoort hoort deze omschrijving en afbeelding?:

Deze grondsoort is voornamelijk te vinden in drie provincies, namelijk Zuid-Holland, Groningen en Drenthe. deze bodemsoort ontwikkelt over lange periode vanuit een moeras. Er groeiden diverse plantensoorten in deze moerassen die uiteindelijk zijn doodgegaan. Hierdoor kwamen de planten onder water te liggen, waar ze niet konden verteren. Dit zorgde voor een laag dode planten die deze bodemsoort vormde. heen steeds dikker. Uiteindelijk verdwijnt al het water en is het hele moeras gevuld met een laag dode planten. Vanaf dit moment kan er worden gesproken van een veenbodem
A
Löss
B
Klei
C
Zand
D
Veen

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Video

Bij welke grondsoort hoort deze omschrijving en afbeelding?:

Deze bodem wordt in Nederland het meest aangetroffen in het zuidelijke en het oostelijke deel van het land. Het ontstaat ook niet van het ene op het andere moment. Het bouwt zich door de jaren heen op, doordat materiaal wordt aangevoerd door rivieren en door de wind. Deze bodem is te herkennen aan de grotere korrels. Het is een weinig vruchtbare grondsoort.
A
Löss
B
Klei
C
Zand
D
Veen

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Video

Opdracht grondsoorten in Nederland
in jullie opdrachtenboekje vinden jullie de kaart van Nederland
 

Je hebt geleerd waar zich, welke grondsoort in Nederland bevindt. Kleur op de poster de gebieden waar zich de verschillende grondsoorten bevinden.
kleur je tekening in!

Gebruik de volgende kleuren:
Löss = Oranje
Zeeklei = Lichtgroen
Rivierklei= Donkergroen
Zandgrond = Geel
Veen= Paars


wanneer de docent het signaal geeft vergelijk je deze met je de leerling naast je.

Slide 17 - Tekstslide

Keileem
Keileem is een grondsoort bestaande uit een mengsel van keien, grind, zand, klei en leem. Daarnaast kwam er oorspronkelijk vaak ook kalk in keileem voor.
Het gewone keileem in Nederland is ongeveer 150.000 jaar geleden afgezet, tijdens de ijstijd
Omdat keileem slecht waterdoorlatend is, heeft deze grondsoort bijzonder veel invloed gehad op bijvoorbeeld het Drentse landschap. De bodem is er door de keileemlaag moeilijk doordringbaar voor plantenwortels. Plaatselijk is de grond ook zeer nat, waardoor er gemakkelijk veenvorming plaatsvond.
Keileem is voor het eerst voor dijkbouw gebruikt bij de aanleg van de Korte Afsluitdijk, ter afsluiting van het Amstelmeer, en later ook voor de bouw van de Afsluitdijk en andere dijken.

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht grondsoorten herkennen
Bekijk gezamenlijk het filmpje op de volgende slide.
 

Voer het uitgebeelde experiment met de grondsoorten die je decent heeft klaargezet.

Doe dit met de leden van je I.O. groepje.
We bespreken de resultaten naderhand.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Verdichting
Een vaste aangereden laag kan ervoor zorgen dat de wortels van planten moeilijk kunnen groeien en kan er voor zorgen dat water niet goed door de bodem heen zakt en op het land blijft staan. 

In rijsporen of op kopakkers zie je snel hoe verdichting er uit kan zien. 

Wat kun je hier aan doen?

Slide 21 - Tekstslide

Watervasthoudend vermogen
De mate waarin de bodem 
water en opgeloste stoffen vasthoud. 
Hoe meer de bodem vasthoud, hoe meer er benut kan worden door de gewassen. 

De uitspoeling van mineralen en voedingstoffen via de bodem naar het oppervlaktewater is niet gewenst

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

NPK
NPK staat voor de drie belangrijkste voedingsstoffen die een plant nodig heeft. 
De N staat voor stikstof, 
de P voor fosfaat 
en de K voor kalium.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Watervasthoudend vermogen van teeltmedia
De opdracht die jullie nu gaan doen komt uit een opgave die in het praktijkexamen profiel groen in 2018 is gemaakt.

Op deze manier kun je oefenen met een examen en een leuk experiment uitvoeren dat je iets vertelt over de hoeveelheid water die bepaalde teeltmedia kunnen vasthouden.

wij gaan dit experiment met verschillende grondsoorten doen

Slide 26 - Tekstslide

Wat heb je nodig per groep?
4 potten met een doorsnede van 10,5 cm
4 filterpapiertjes
4 bekerglazen
1 grammenweegschaal
1 maatcilinder
1 maatbeker
Klok of stopwatch
Water
Grof zand
Hydrokorrels
Kokos potgrond
Gewone potgrond

Slide 27 - Tekstslide

Voorbereiding
De docent laat je een animatie zien waarin de praktische opdracht wordt uitgelegd.

Maak tijdens het kijken naar deze opdracht aantekeningen.

Als je met de opdracht gaat beginnen mag je de animatie niet meer bekijken. 

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Uitvoering
Weeg 1 lege pot en schrijf het gewicht op.

Leg een filtreerpapiertje op de bodem van ieder pot.

Vul de potten: 
Eén met 400 ml. zand 
Eén met 400 ml. hydrokorrels
En met 400 ml. potgrond 
Eén met 400 ml kokospotgrond.

Voer de stappen op de volgende pagina uit en vul de tabel in die je op papier hebt gekregen. 

Slide 30 - Tekstslide

Uitvoering
1. Weeg de pot met inhoud en bereken het gewicht van het      teeltmedium.
2. Vul de gegevens in je tabel in.
3. Zet de pot met inhoud op een bekerglas zoals op de            afbeelding.
4. Vul een maatcilinder met 200 ml. water en verdeel al het      water langzaam over het teeltmedium.
5. Wacht 3 minuten totdat het water uitgelekt is. Je kan in        deze tijd de andere potten met teelmedia wegen.
6. Giet het water uit het bekerglas in de maatcilinder. Het          verschil tussen 200 ml. en de uitgelekte hoeveelheid            water wordt door het teelmedium vastgehouden.  

Slide 31 - Tekstslide

Conclusie
Vul je bevindingen in op het werkblad.

Bepaal vervolgens met je groepje welk teeltmedium je zou adviseren aan de kweker.

Geef ook aan waarom je dit adviseert.

Slide 32 - Tekstslide

Afronding
Maak alle materialen die je hebt gebruikt schoon en droog, ruim ze in overleg met je docent op de juiste plek op.

De teeltmedia die je hebt gebruikt voor deze proef mogen in de groene container.

Pas als alles schoon is en alle groepen zijn klaar kunnen we verderwerken


Slide 33 - Tekstslide

Quizzz
wat heb jij onthouden van vandaag?

Slide 34 - Tekstslide

Over welke grondstoffen gaat het?
Sleep de grondsoort naar de juiste omschrijving.
Deze grondsoort is heel vruchtbaar.
Van deze grondsoort zijn twee soorten.
Deze grondsoort is eigenlijk een gesteente.
klei
zand
veen

Slide 35 - Sleepvraag

Waarom laat zandgrond veel sneller water door dan kleigrond?

A
Zandgrond heeft veel plantenresten
B
Zandgrond heeft grotere ruimtes tussen de korreltjes
C
Kleigrond heeft grotere ruimtes tussen de korreltjes
D
Kleigrond heeft weinig plantenresten

Slide 36 - Quizvraag

Over welke grondstoffen gaat het?
Sleep de grondsoort naar de juiste omschrijving.
Deze grondsoort is heel vruchtbaar.
Van deze grondsoort zijn twee soorten.
Deze grondsoort is eigenlijk een gesteente.
klei
zand
veen

Slide 37 - Sleepvraag

Waar vind je Nederlandse rivierklei?

A
In de polders
B
Rond de Rijn en de Maas
C
Langs de Noord-Hollandse kust
D
In Groningen en Drenthe

Slide 38 - Quizvraag

De grondsoorten in Nederland zijn ontstaan door de verschillende
omstandigheden.  

Combineer de grondsoorten met de juiste omstandigheden.


Dode plantenresten onder water zonder zuurstof.

Door golven en wind.

In stilstaand water achter de duinen.

Duinzand
Zeeklei
Veen

Slide 39 - Sleepvraag

Waarom maakt de akkerbouwer zijn grond zaaiklaar na het ploegen?
A
Hierdoor gaat het water makkelijker door de grond en kunnen plantenwortels beter groeien.
B
Hierdoor kan de grond goed vocht vasthouden en kunnen plantenwortels beter groeien.
C
Hierdoor kunnen plantenwortels beter groeien en wordt de grond vastgemaakt.
D
Hierdoor wordt de grond goed vlak gemaakt en blijft het water beter staan.

Slide 40 - Quizvraag

Slide 41 - Tekstslide

Waarom past een akkerbouwer vruchtwisseling toe?
A
De akkerbouwer hoeft dan niet te bemesten.
B
De akkerbouwer kan de grond dan makkelijker bewerken.
C
Vruchtwisseling is goed voor de bodemstructuur.
D
Vruchtwisseling zorgt voor een lager stikstofgehalte in de bodem.

Slide 42 - Quizvraag

Wat betekent het als de grond een pH-waarde van 4 heeft?
A
De grond is basisch
B
De grond is neutraal
C
De grond is zuur

Slide 43 - Quizvraag