In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
De meeste zelfstandige naamwoorden (zn) hebben
een meervoud.
Er zijn verschillende manieren waarop je
het meervoud van zn maakt.
kamer + s = kamers
café + s = cafés
bureau + s = bureaus
conciërge + s = conciërges
wc + 's = wc's
accu+ 's = accu's
lama + 's = lama's
baby + 's = baby's
lamp + en = lampen
boer + en = boeren
dans + en = dansen
lot + en = loten
Soms moet je tegelijk de laatste letter verdubbelen,
want je hoort een korte klank.
klas + s + en = klassen
bak + k + en = bakken
bed + d + en = bedden
Soms moet je tegelijk een a, e, o of u weghalen,
want je hoort een lange klank.
schaar - a + en = scharen
been - e + en = benen
sloot - o + en = sloten
Soms moet je tegelijk een -f veranderen in een -v.
raaf + f/v + en = raven
brief + f/v + en = brieven
golf + f/v + en = golven
Soms moet je tegelijk een -s veranderen in een -z.
baas + s/z + en = bazen
huis + s/z + en = huizen
mees + s/z + en = mezen
Bij woorden die eindigen op -ee of -ie maak je langer met -ën of met -"n (let op de plaats van de klemtoon).
fee = feeën
knie = knieën
bacterie = bacteriën
porie = poriën
Oorspronkelijke latijnse woorden hebben soms twee meervoudsvormen.
museum = museums of musea
basis = bases of basissen
datum = datums of data
musicus = musici