190520 Herhaling grammatica + LV

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Welkom...

Pak je leesboek. 

We beginnen met 

10 minuten lezen in stilte.

Vandaag

• Herhaling grammatica
  
• Lijdend voorwerp
  

Aan het einde van de les weet je:

wat een lijdend voorwerp is en hoe je 

dit kunt herkennen in een zin. 

Wat is het verschil tussen redekundig en taalkundig ontleden?

Taalkundig ontleden

• Woordsoorten benoemen.
  
• Ieder woordje benoemen.
  
• Aangeven tot welke soort woorden behoren.
  
• Bijv. ZN, OLW, BLW, BN, VZ
  

Redekundig ontleden

• Zinsontleding
  
• Verdelen van zinnen in zinsdelen
  
• Ieder zinsdeel heeft een functie
  
• Bijv. PV, OW, WG, NG. 
  

Waar hoort het benoemen van woordsoorten bij?

1. Taalkundig ontleden
2. Redekundig ontleden

Wat hoort bij taalkundig ontleden?

1. Lidwoord
2. Persoonsvorm
3. Onderwerp
4. Lijdend voorwerp

Wat hoort bij taalkundig ontleden?

1. Persoonsvorm (PV)
2. Gezegde (WG / NG)
3. Lijdend voorwerp (LW)
4. Zelfstandig naamwoord (ZN)

Waar hoort het benoemen van de functie van zinsdelen bij?

1. Taalkundig ontleden
2. Redekundig ontleden

Wat hoort bij redekundig ontleden?

1. Persoonsvorm (PV)
2. Zelfstandig naamwoord (ZN)
3. Bijvoeglijk naamwoord (BN)
4. Lidwoord (LW)

Wat hoort bij redekundig ontleden?

1. Lijdend voorwerp (LV)
2. Zelfstandig naamwoord (ZN)
3. Lidwoord (OLW / BLW)
4. Bijvoeglijk naamwoord (BN)

Redekundig
ontleden

Redekundig ontleden

• persoonsvorm (pv)
• onderwerp (ow)
• werkwoordelijk gezegde (wg) -->  actie

• naamwoordelijk gezegde (ng) --> eigenschap


• nieuw vandaag: lijdend voorwerp

Weet je het nog?

Verschil: WWG en NWG

Stappenplan redekundig ontleden:

1. Vind de persoonsvorm (pv)
   
2. Verdeel de zin in zinsdelen ( | ). 
3. Vind het werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde (wg/ng)
4. Vind het onderwerp (ow).
   
5. nieuw: vind het lijdend voorwerp (lv)
   

Lijdend Voorwerp

Lijdend voorwerp

• Lijdend voorwerp komt voor in zinnen waarin iets/iemand iets 'overkomt' dus als het ware 'lijdt'. 
  
• Vind je door de vraag te stellen:
  

WIE of WAT + werkwoordelijk gezegde + onderwerp 

Let op: een LV komt alleen voor in zinnen met een WG (dus niet in zinnen met een NG). 

0

lijdend voorwerp

Wat is het lijdend voorwerp?

De man l geeft l de jongen l een hand.

1. de man
2. geeft
3. de jongen
4. een hand

Wat is het lv ?
Hij l heeft l het formulier l verzonden.

1. hij
2. heeft verzonden
3. formulier
4. het formulier

Wat is het lv?
Volgende week l gaan l we l naar Frankrijk.

1. volgende week
2. gaan
3. naar Frankrijk
4. er is geen lv

Wat is het lv?
Ik l heb l gisteren l een lekkere pizza l gebakken.

1. een lekkere pizza
2. heb gebakken
3. ik
4. gisteren

Wat is het LV?
De politie l gaf l de fietser l een bekeuring.

1. gaf
2. De politie
3. de fietser
4. een bekeuring

Wat is het lv?
Op de markt l heb l ik l een vette haring l gekocht.

1. Op de markt
2. heb gekocht
3. ik
4. een vette haring

Wat is het lv?
Sanne l wil l later l arts l worden.

1. Sanne
2. wil worden
3. arts
4. Er is geen lv

De vermiste parkiet Pietje l is l na drie dagen l teruggevonden

1. De vermiste parkiet Pietje
2. is teruggevonden
3. na drie dagen
4. Er is geen lv

Bedenk zelf een zin met een lijdend voorwerp. Geef aan welk deel het lv is.

Tip 1 :  een lv begint nooit met een voorzetsel (vz)

Tip 2 : 

(LV)

Opmerkingen:

1) Een LV begint nooit met een voorzetsel.

2) Een LV kán ook een werkwoord zijn dat wordt gebruikt als zelfstandig naamwoord: ik haat hardlopen.

3) Maten, gewichten en afstanden zijn nooit LV.

Stappen

• Persoonsvorm
• Werkwoordelijk gezegde
• Onderwerp
• Lijdend voorwerp
  
• Meewerkend voorwerp

Doel behaald?

Je kunt de volgende zinsdelen benoemen:

- persoonsvorm (pv)

- onderwerp (ow)

- gezegde (wg / ng)

- Nieuw: lijdend voorwerp (lv)

      Huiswerk

Wat is het lijdend voorwerp in de zin:

'Liza at twee stukken pizza.'

1. Liza
2. pizza
3. twee stukken pizza
4. Er is geen lijdend voorwerp.

In elke zin staat een lijdend voorwerp

1. juist
2. onjuist

Gisteren heeft de directeur een lezing gehouden.
gisteren =

1. onderwerp
2. meewerkend voorwerp
3. lijdend voorwerp
4. bijwoordelijke bepaling

Wie heeft mijn scooter gerepareerd?
mijn scooter =

1. onderwerp
2. meewerkend voorwerp
3. lijdend voorwerp
4. bijwoordelijke bepaling

Jan gaf de toets aan de leraar.

Wat is 'de toets'?

1. meewerkend voorwerp
2. lijdend voorwerp
3. onderwerp

Benoem de zinsdelen - Loop volgend jaar [de marathon van New York].

1. Onderwerp
2. Lijdend voorwerp
3. Meewerkend voorwerp
4. Bijwoordelijke bepaling

Het antwoord op de vraag:
wie / wat + gezegde is het......

1. onderwerp
2. werkwoordelijk gezegde
3. lijdend voorwerp
4. meewerkend voorwerp

De coach legde de selectiespelers gisteren de nieuwe tactiek uit.
De selectiespelers =

1. onderwerp
2. meewerkend voorwerp
3. lijdend voorwerp
4. bijwoordelijke bepaling

Mijn moeder heeft mijn oma een nieuwe jas gegeven.
mijn oma =

1. onderwerp
2. meewerkend voorwerp
3. lijdend voorwerp
4. bijwoordelijke bepaling

De coach legde de selectiespelers gisteren de nieuwe tactiek uit.
De selectiespelers =

1. onderwerp
2. meewerkend voorwerp
3. lijdend voorwerp
4. persoonsvorm

Waarom wil mijn oma altijd een zoen hebben?
altijd=

1. Ondewerp
2. Lijdend voorwerp
3. Meewerkend voorwerp
4. Bijwoordelijke bepaling

Mijn zus heeft gisteren mijn konijn eten gegeven?
Mijn zus =

1. onderwerp
2. meewerkend voorwerp
3. lijdend voorwerp
4. werkwoordelijk gezegde