BN= * zegt iets over het ZN/ kan ervoor of erachter staan
* soms van een werkwoord gemaakt; lachende docent
* BN(S); zegt van welk materiaal iets is gemaakt, let op!!!-->
Spellingswijze, Altijd + letter -n
vb. gouden oorbellen/ leren bank
TW= geeft een volgorde of rangorde/ veel, laatste etc.
VZ= kast/kooi/feest--> tussen, tijdens, onder, boven
BW= zie dia zinsdelen BWB--> BW= één woord
Voegwoorden= dus, en, maar, of, want, aangezien, als, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, ofschoon, omdat, opdat, tienzij, toen, voordat, zodat, zodra --> plek vaak na een komma, kan ook aan het begin van een zin