Trede 22 week 42

Trede 22 week 42
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Trede 22 week 42

Slide 1 - Tekstslide

Goniometrie
Meetkunde

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Sinus en cosinus
1. sinus en cosinus
2 inverse sinus en cosinus
 Diagnostische oefeningen

Slide 4 - Tekstslide

Vorige week 

  •  hellingshoek en het hellingsgetal in een driehoek.
  • hellingshoek en de tangens.
  •  met de tangens een hellingshoek berekenen.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

hellingsgetal & hellingshoek

Slide 8 - Tekstslide

afstand/hoogte berekenen

Slide 9 - Tekstslide

opg.8

Slide 10 - Tekstslide

tangens
Aanpak voorbeeld 2
  1. maak een schets
  2. schrijf de tangens die bij de hoek hoort
  3. met tan-1 (shift tan) kan je de hellingshoek berekenen

Slide 11 - Tekstslide

SOL CAL TOA

sin=langstezijdeoverstaandezijde
sinus, cosinus en tangens ronden we af op 3 decimalen
cos=langstezijdeaanliggendezijde
tan=aanliggendezijdeoverstaandezijde
SOL
CAL
TOA

Slide 12 - Tekstslide

5-stappenplan Tangens
  1. Maak een schets met alle gegevens erin, 
    geef l, a en o aan, zet het vraagteken erin.  
  2. Schrijf de algemene regel  :  tan∠A =
  3. Vul in de regel in wat je weet. 
  4. Reken uit. 
  5. Geef antwoord op de vraag:" Waar gaat het over?    - Waar moet ik op afronden?    - Welke eenheid hoort erbij ?"  
ao
W W W

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Zijde Bereken
Als in de rechthoekige driehoek 

De hoek bekend is

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Zijden berekenen
Situatie: Een driehoek met een gegeven hoek, een gegeven zijde en een gevraagde zijde.
Moet je sinus, cosinus of tangens gebruiken?

Voorbeeld: 
DF is gevraagd.
D=56°,DE=4,2

Slide 19 - Tekstslide

  • Kijk vanuit de gegeven hoek, welke zijden je weet en welke je wilt weten: overstaand, aanliggend of langste. 
  • Gebruik SOL CAL TOA om vast te stellen welke verhouding je moet gebruiken.
  • Vanuit            is DE  langste en DF aanliggende zijde.
  • Dus we hebben CAL:





Dan

cos(56°)=4,2[?]
D
DF=4,2cos(56°)
LA
cos(56°)
=

Slide 20 - Tekstslide

SOL, CAL, TOA
of Pythagoras
A
SOL
B
CAL
C
TOA
D
Pythagoras

Slide 21 - Quizvraag


SOL, CAL, TOA
of Pythagoras

























Slide














SOS, CAS, TOA of Pythagoras
A
SOL
B
CAL
C
TOA
D
Pythagoras

Slide 22 - Quizvraag


SOL, CAl, TOA
of Pythagoras



Selecteer om teknippen, kopiëren ofte verwijderen




2





Dit wordt getoondin de klassikale leswanneer je op'geef les' klikt.








Dit wordt getoondin de gedeelde les dieleerlingen zelfstandigkunnen doen.







Differentiëer



Differentiëer





Instellingen























































Slide














SOS, CAS, TOA of Pythagoras
A
SOL
B
CAL
C
TOA
D
Pythagoras

Slide 23 - Quizvraag

Zijde BC:
SOL, CAL, TOA
of Pythagoras



Selecteer om teknippen, kopiëren ofte verwijderen




2





Dit wordt getoondin de klassikale leswanneer je op'geef les' klikt.








Dit wordt getoondin de gedeelde les dieleerlingen zelfstandigkunnen doen.







Differentiëer






Differentiëer





Instellingen























































Slide














SOS, CAS, TOA of Pythagoras
A
SOL
B
CAL
C
TOA
D
Pythagoras

Slide 24 - Quizvraag

timer
5:00

Slide 25 - Tekstslide

Bereken zijde QR
timer
2:00

Slide 26 - Tekstslide

sol, cal, toa en Pythagoras
Steeds hetzelfde:
Zoek de rechthoekige driehoek!

Slide 27 - Tekstslide

Als er geen rechthoekige driehoek is...
maak je er één door een hoogtelijn te tekenen!

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Nu kun je zijde QR wel berekenen!
Maar hoe dan?
timer
1:00

Slide 30 - Tekstslide

Probeer zijde QR te berekenen 
timer
3:00

Slide 31 - Tekstslide

Je kunt nu Opgave 25 en 26 maken van H6 Goniometrie
succes!

Slide 32 - Tekstslide

K80°
Hoelang is LM?

Slide 33 - Tekstslide


Welke uitspraken hieronder zijn waar?
A
het hellingsgetal is voor alle driehoeken gelijk
B
het hellingsgetal = 0,67
C
hg=32
D
hoe groter de driehoek hoe groter de helling

Slide 34 - Quizvraag

Slide 35 - Tekstslide

Opdrachten maken en nakijken

Slide 36 - Tekstslide