Cursus 7 §13 Werkwoordspelling

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 7 - werkwoordspelling
1. Herhaling vorige les
2. Lesdoel
3. Uitleg/ oefenen
4. Zelfstandig werken
5. Afsluiting in Lessonup

Slide 2 - Tekstslide

Uitlegfilmpje!

Slide 3 - Tekstslide

Is het *voltooid deelwoord* wel of niet bijvoeglijk gebruikt?

De atleet was enorm *gemotiveerd* om de wedstrijd te winnen.
A
wel bijvoeglijk
B
niet bijvoeglijk

Slide 4 - Quizvraag

Is het *voltooid deelwoord* wel of niet bijvoeglijk gebruikt?

Marthe kon haar in de trein vergeten tas ophalen bij de *gevonden* voorwerpen.
A
wel bijvoeglijk
B
niet bijvoeglijk

Slide 5 - Quizvraag

Is het *voltooid deelwoord* wel of niet bijvoeglijk gebruikt?

Hij heeft vanochtend eindelijk zijn portemonnee *gevonden*.
A
wel bijvoeglijk
B
niet bijvoeglijk

Slide 6 - Quizvraag

Is het *voltooid deelwoord* wel of niet bijvoeglijk gebruikt?

Lesley heeft de gebroken kostbare vaas netjes *gelijmd* met superlijm.
A
wel bijvoeglijk
B
niet bijvoeglijk

Slide 7 - Quizvraag

Is het *voltooid deelwoord* wel of niet bijvoeglijk gebruikt?

Het voetbalteam heeft eindelijk weer eens wedstrijd *gewonnen*.
A
wel bijvoeglijk
B
niet bijvoeglijk

Slide 8 - Quizvraag

Noteer het bijvoeglijk naamwoord als bijvoeglijk naamwoord.

De koffie is gemorst / De ... koffie

Slide 9 - Open vraag

Noteer het bijvoeglijk naamwoord als bijvoeglijk naamwoord.

De vracht is ingeladen / de ... vracht

Slide 10 - Open vraag

Noteer het bijvoeglijk naamwoord als bijvoeglijk naamwoord.

De hond is gered / de ... hond

Slide 11 - Open vraag

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
Cursus 7 - werkwoordspelling
  • § 9 Persoonsvorm in enkelvoudige zinnen
  • § 10 Persoonsvormen in samengestelde zinnen
  • § 11 Gebiedende wijs
  • § 12 Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
  • § 13 Werkwoordspelling
  • § 14 Mixopdrachten

Slide 12 - Tekstslide

  • Je leert de verschillende werkwoordsvormen en werkwoordstijden spellen.
Lesdoelen

Slide 13 - Tekstslide

Het maken van aantekeningen kan helpen om de uitleg beter te onthouden. 
Aantekeningen
bij spelling

Slide 14 - Tekstslide

De drie basisregels van  werkwoordspelling
1) Kijk naar de tijd waarin de zin staat. Dit kun je zien aan woorden als vroeger, morgen, vorig jaar etc. 
Bepaal of je met de tegenwoordige tijd (t.t.) of verleden tijd (v.t.) te maken hebt.

Slide 15 - Tekstslide

De drie basisregels van werkwoordspelling
2) De volgende stap is het vinden van
de persoonsvorm. Dat doe je door de tijd van de zin aan te passen. Het werkwoord dat dan verandert, is de persoonsvorm. Je kunt ook de vraagproef gebruiken, maar deze is minder betrouwbaar.

Slide 16 - Tekstslide

De drie basisregels van werkwoordspelling
3) Na het bepalen van de tijd en de persoonvorm zoek je het onderwerp. Het onderwerp vind je door antwoord te geven op de vraag 'Wie of wat + persoonsvorm?'  Zo weet je of je de ik-vorm, hij-vorm of wij-vorm moet gebruiken.

Slide 17 - Tekstslide

  • Wat: Cursus 7 paragraaf 13 opdracht 1 t/m 6 blz. 208-209
  • Hoe: individueel
  • Hulp: boek, buren, mevrouw de Vries 
  • Tijd: 15 min.
  • Uitkomst: bespreken
  • Klaar: maak cursus 7 paragraaf 14 online
timer
15:00

Slide 18 - Tekstslide

Het ... (verbreden) fietspad is mooi aangelegd.

Slide 19 - Open vraag

De ... (verbazen) man zat achter in de klas te kijken naar de geweldige docent.

Slide 20 - Open vraag

De ... (blaffen) hond trok aan de lijn.

Slide 21 - Open vraag

Ik (waxen) mijn benen gisteravond.

Slide 22 - Open vraag

De buren hebben hun eigen truien (breien)

Slide 23 - Open vraag

Hoe oud (worden) je tante morgen?

Slide 24 - Open vraag

De (vergroten) foto hangt aan de muur.

Slide 25 - Open vraag