Sport en bewegen lesbrief 1 vanaf taak 4

Sport en Bewegen 
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Sport en Bewegen 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning 
Huiswerk controle
Welke leerdoelen hebben we bereikt?
Feedback geven op elkaar plattegrond (opdracht 4)
Praktijk opdracht 10: vloer stofwissen
Nakijken huiswerk
Taak 5
Woordenlijst: digitaal en alfabetisch 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bereikte leerdoelen
  1. Welke werkzaamheden zijn er in de sportsector
  2. Je kunt feedback geven én ontvangen
  3. Je weet welke organisatieschema's of spelschema's je kunt gebruiken
  4. Kun je leidinggeven bij een spelactiviteit
  5. Ken je de risico's bij sportmaterialen en - activiteiten 
  6. Herken je grove en fijne motoriek
  7. Kun je verbale en non-verbale communicatie goed toepassen
  8. Kun je observeren  

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem minimaal 2 organisatie of spelschema's die je in de sport kunt gebruiken.

Slide 4 - Open vraag

Roulatiesysteem
Uitdaagsysteem
Competitiesysteem
Poulesysteem
Afvalsysteem
Een ander woord voor doordraaisysteem is
A
spelsysteem
B
competitiesysteem
C
roulatiesysteem
D
knock-outsysteem

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een ander woord voor afvalsysteem is
A
spelsysteem
B
competitiesysteem
C
roulatiesysteem
D
knock-outsysteem

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Risico betekent......
A
Kans op een goede afloop
B
Kans op gevaar
C
Kans op letsel
D
Kans op schade

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Analyse wil zeggen
A
Dat je iets gaat uitvoeren
B
Dat je ergens over nadenkt
C
Dat je iets heel nauwkeurig gaat onderzoeken
D
Dat je iets gaat oplossen

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom zijn spelregels extra belangrijk bij stoeispellen?

Slide 9 - Open vraag

Omdat bij deze spellen deelnemers elkaar aanraken en veel kracht gebruiken. Hierdoor kunnen ze zichzelf en andere deelnemers bezeren.
Waarom leren ze bij een stoeispel ook veel op sociaal gebied, omdat....
A
Je leert door vechten wie de sterkte is.
B
Je moet vooral aan je eigen veiligheid denken.
C
Omdat het een spel is waarbij je rekening houdt met de ander.
D
Omdat het een spel is dat heel veel lijkt op een gevecht .

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke spelregels zijn belangrijk voor het welzijn?

Slide 11 - Woordweb

1. Geen lichamelijk geweld gebruiken op de sportaccommodatie.
2. Geen racistische en/of discriminerende opmerkingen maken.
3. De scheidsrechter heeft altijd gelijk.
4. Toeschouwers bemoeien zich niet met het verloop van het spel en de scheidsrechters.
5. De sporters beschermen de scheidsrechter in geval van calamiteiten op het veld door toeschouwers
6. We accepteren elke seksuele geaardheid.
7. Sporters laten de sportaccommodatie achter zoals ze hem gevonden hebben.
8. Sporters helpen elkaar.
9. Ook de tegenstanders worden met respect behandeld.
10. Bij ongewenst gedrag spreken de sporters elkaar erop aan.
Het volgende spel: 2 kinderen moeten elkaar van de mat af proberen te duwen. Met welke spelregel zorg ik voor fysieke veiligheid?

Slide 12 - Open vraag

Kinderen moeten op hun knieën zitten, zodat ze niet hard kunnen vallen................................
En ze mogen elkaar alleen duwen .....
er zijn nooit meer als 2 kinderen tegelijk op de mat....
Grove motoriek 
Fijne motoriek 

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verbaal
Nonverbaal
Een gil
Een boze toon
Gapen
Knipoog
Wijzen
"Auw" roepen
Middelvinger 
opsteken
Stukje voorlezen

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

grove motoriek
fijne motoriek

Slide 15 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Troebel communiceren
Tegenstrijdige communicatie
Ruis
Als je in de communicatie onduidelijk bent in wat je echt wilt, vindt of voelt
Alle factorenbij zender, ontvanger of omgeving die de communicatie bemoeilijken of verstoren
Als de verbale communicatie niet overeenkomt met de nonverbale communicatie

Slide 16 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Observeren is
A
alles opschrijven wat je interpreteert
B
betekenis geven aan wat je gezien hebt
C
bewust en doelgericht kijken naar gedrag
D
een diagnose stellen

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kun je verbaal feedback geven?
A
Een duim omhoog doen
B
Een waardeoordeel geven
C
Een knipoog geven
D
Benoemen wat je ziet en voelt

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Feedback geven betekent:
A
Iemand vertellen wat er goed en niet goed is gegaan
B
Iemand alleen maar complimenten geven
C
Iemand uitlachen
D
Iemand kritiek geven

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor nut heeft feedback geven?
A
Je kan je gaan verbeteren
B
Je kan je verder gaan ontwikkelen
C
Alle antwoorden zijn juist
D
Je kan later terug kijken op je gedrag

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het doel van feedback geven kan zijn...

timer
0:30
A
geruststellen
B
overtuigen
C
tips geven
D
beledigen

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

geef voorbeelden van non-verbale communicatie in de sport

Slide 22 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent 'stimuleren'?
A
Aanmoedigen
B
Inspireren
C
Klappen
D
Naar beneden halen

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen taak 1 
Veilig en gezond sporten:
1. Je weet wat beweegrichtlijnen zijn
2. Kunt de voordelen van bewegen noemen
3. Kunt uitleggen waarom oefeningen voordoen meer oplevert
Als je deze doelen hebt bereikt, kun je advies geven aan iemand over bewegen, kun je uitleggen wat de voordelen zijn bewegen voor je gezondheid en andere leefstijlfactoren!

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies