NOVA 2HV - 2.4 taak 2 - drijven en zinken

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

H2 Stoffen - 2.3 massa en volume

NOVA - 2 havo / vwo

H2 - STOFFEN

2.4 - DICHTHEID

taak 2 - zinken en drijven

Er wordt gezegd dat zilver
een lichter materiaal is dan goud.
Wat betekent dit?

1. goud heeft een groter gewicht dan zilver
2. goud heeft een grotere dichtheid dan zilver
3. goud heeft een groter volume dan zilver
4. goud heeft een grotere massa dan zilver

Welke gegevens heb je nodig
om van twee materialen
te kunnen bepalen welke het lichtst is?

1. volume en massa
2. massa en gewicht
3. volume en gewicht
4. massa en zwaarte

De massa van een voorwerp is 10 gram
en het volume is 2 cm3.

Wat is de dichtheid?

1. 10 : 2 = 5 g/cm3
2. 10 x 2 = 20 g/ cm3
3. 2 : 10 = 0,2 g/cm3
4. 10 : 5 = 2 g/cm3

De sleepvraag gaat over een blokje dat je in een vloeistof laat zakken. Wat gebeurt er met het blokje?

de dichtheid van het blokje is groter dan de vloeistof 

de dichtheid van het blokje is gelijk aan de vloeistof 

de dichtheid van het blokje is kleiner dan de vloeistof 

zinken 

drijven 

zweven 

De dichtheid van water is 1,0 g/cm3.

Wat kan NIET kloppen?

1. dichtheid benzine is 0,72 g/cm3
2. dichtheid steen is 0,95 g/cm3
3. dichtheid beton is 2,3 g/cm3
4. dichtheid goud is 19,3 g/cm3

Voorwerp A heeft een volume van 2 cm3 en weegt 10 gram.
Voorwerp B heeft een volume van 10 cm3 en weegt 2 gram.

Voorspel of de voorwerpen blijven drijven in water.

1. beide voorwerpen drijven
2. voorwerp A drijft voorwerp B zinkt
3. voorwerp A zinkt voorwerp B drijft
4. beide voorwerpen zinken

In de figuren zie je dat ijs drijft in water, zinkt in benzine en zweeft in olijfolie. Leg voor elke situatie duidelijk uit hoe dit komt.

In het zoute water van de
Dode Zee blijf je makkelijker
drijven dan in het zoete water
van een meer of rivier.

Conclusie: zout water heeft ...

1. een hogere dichtheid dan zoet water
2. een lagere dichtheid dan zoet water
3. dezelfde dichtheid als zoet water
4. je kunt hier niets over zeggen

Leg in je eigen woorden uit hoe je vloeistof-laagjes maakt zoals in het voorbeeld hiernaast.

Welke voorwerpen en vloeistoffen hebben de
kleinste dichtheid ?

Welke de grootste ?

BESTUDEER par 2.4 van je boek 
(havo ook de plusstof / vwo niet).

Noteer woorden en zinnen die je niet begrijpt 

en stel daarover vragen in de volgende les.

MAAK de opgaven van je boek:

HAVO opgave 41 + 42 + 43 + 45 + 46

VWO opgave 43 + 44 + 46 t/m 50

KLAAR? herhaal dan de stof van vorige paragrafen
of werk door aan de volgende taak/paragraaf (overleg met je docent). 

Ik begrijp dit onderwerp....

😒🙁😐🙂😃

vragen
over deze paragraaf ?