H1: nakijken Fictie H1, uitleg genres fictie

Fictie blok 1
V3
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Fictie blok 1
V3

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen

  • Je kent de indeling van de hoofdgenres fictie;
  • Je herhaalt de realismelijn en het opbouwschema van verhalen;
  • Je herkent vormen van beeldspraak.


Slide 2 - Tekstslide

timer
8:00

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Realismelijn en opbouwschema

Wat weet je nog?


Slide 5 - Tekstslide

Het woord 'realistisch' betekent...
A
dat een verhaal waargebeurd is.
B
dat een verhaal echt kan gebeuren.
C
dat een verhaal verzonnen is.
D
dat een verhaal niet echt kan gebeuren.

Slide 6 - Quizvraag

Realistisch of niet-realistisch
  • Realistisch: een verhaal dat verzonnen is, maar lijkt op de werkelijkheid.
  • Niet-realistisch: een verhaal waarin dingen gebeuren die ongeloofwaardig zijn of die in werkelijkheid niet mogelijk zijn.

Let op:
een verhaal met waargebeurde elementen blijft altijd fictie door toevoegingen van de schrijver die verzonnen zijn. 

Slide 7 - Tekstslide

Realismelijn

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Noem 2 manieren waarop een schrijver een afwijkende verhaalopbouw kan hanteren?

Slide 10 - Open vraag

Beeldspraak
  • Figuurlijk taalgebruik (o.a. spreekwoorden en gezegden);
  • Goede beeldspraak maakt een tekst mooier, duidelijker en krachtiger;
  • Schrijvers maken veel gebruik van beeldspraak, om dingen op een mooie of bijzondere manier te zeggen.



Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Vergelijking met en zonder als
  • Beeldspraak die berust op overeenkomst
  • Zowel het beeld wordt genoemd, als ook het bedoelde, het object.

Slide 13 - Tekstslide

Vergelijking met als
- Bij een vergelijking met als worden beeld en object verbonden door het woord (zo)als, van, of het werkwoord lijken of schijnen.

Voorbeeld:
Hij [O] ziet zo rood als een biet [B].
Een schat [B] van een vrouw [O] .

-




Slide 14 - Tekstslide

Vergelijking zonder als
- Bij een vergelijking zonder als worden beeld en object niet verbonden door (zo)als of een werkwoord als schijnen of lijken.

Voorbeeld:
Zijn hoofd [O], een tomaat [B], gloeide van schaamte.




Slide 15 - Tekstslide

Andere vormen van beeldspraak
- Personificatie
- Metafoor
- Metonymia

Slide 16 - Tekstslide

Personificatie
Een vorm van beeldspraak waarbij dieren, levenloze dingen, voorwerpen of abstracte begrippen als menselijke wezens worden voorgesteld. Iets wat levenloos is krijgt dus menselijke eigenschappen.

Voorbeeld:
Deze wasknijpers laten je was nooit vallen.
Onze nieuwe software dwingt je om tijdens het werk af en toe even te ontspannen.

Slide 17 - Tekstslide

Metafoor
Beeldspraak die berust op overeenkomst tussen het beeld en dat wat ermee wordt 'bedoeld': het object. 
Bij een metafoor wordt alleen het beeld genoemd en niet het object.
Voorbeeld:
Het schip der woestijn. -> metafoor voor kameel: de kameel [O] wordt vergeleken met een schip [B]

Slide 18 - Tekstslide

Metafoor
Spreekwoorden zijn vaak metaforen.

Voorbeeld:
Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel. 

Dat betekent: als er geen toezicht is van bijvoorbeeld een vader of moeder (de kat), doen de kinderen (de muizen) wat ze willen.

Slide 19 - Tekstslide

Metonymia
Er is een bijzonder verband tussen het object [O] en het beeld [B].

Voorbeeld:
Oranje verloor met 2-1 . (oranje is de kleur van het shirt van het Nederlands team)




Slide 20 - Tekstslide

Metonymia
- Je noemt een deel in plaats van het geheel:
Hij nam een bloemetje mee voor zijn vrouw. (bedoeld wordt: een bosje bloemen)

- Je noemt het geheel in plaats van het deel:
Zwolle won met 1-0 van De Graafschap. (bedoeld wordt: het voetbalelftal van Zwolle).


Slide 21 - Tekstslide

Metonymia
- Je noemt het voorwerp in plaats van de inhoud:
Ik lust wel een bakkie. (bedoeld wordt bijvoorbeeld: een kopje koffie).

- Je noemt de producent/maker in plaats van het product:
Hij heeft een nieuwe Apple gekocht (bedoeld wordt bijvoorbeeld: een iPhone van Apple).

Slide 22 - Tekstslide

Metonymia
- Je noemt het materiaal in plaats van het voorwerp:
Hij heeft goud gewonnen op de 100 meter sprint. (bedoeld wordt: een gouden medaille)

Slide 23 - Tekstslide

Welke vorm van beeldspraak herken je in de volgende zin:
Mijn moeder is zo sterk als een beer.
A
Metafoor
B
Personificatie
C
Vergelijking met als
D
Metonymia

Slide 24 - Quizvraag

Welke vorm van beeldspraak herken je in de volgende zin:
Zijn huis, een paleis, staat aan de rand van het bos.
A
Metafoor
B
Metonymia
C
Personificatie
D
Vergelijking zonder als

Slide 25 - Quizvraag

Welke vorm van beeldspraak herken je in de volgende zin:
Mijn oude fiets smeekt om een opknapbeurt.
A
Metafoor
B
Personificatie
C
Vergelijking zonder als
D
Metonymia

Slide 26 - Quizvraag

Welke vorm van beeldspraak herken je in de volgende zin:
Dat is een mooie van Gogh!
A
Vergelijking zonder als
B
Metonymia
C
Metafoor
D
Personificatie

Slide 27 - Quizvraag

Welke vorm van beeldspraak herken je in de volgende zin:
Italië heeft zijn laatste wedstrijd gespeeld.
A
Metafoor
B
Vergelijking zonder als
C
Metonymia
D
Personificatie

Slide 28 - Quizvraag

Huiswerk

Fictie blok 1

Blz. 9 t/m 20

Maken:

Opdr. 1, 2, 4, 5, 6


Slide 29 - Tekstslide