In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Ma 11 sept Opbouwschema verhalen
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoelen
Je kunt fictieteksten op de realismelijn plaatsen.
Je herkent de onderdelen van een opbouwschema voor verhalen.
Je weet het verschil tussen fictie en non-fictie.
Slide 2 - Tekstslide
Opbouwschema van verhalen
In veel verhalen kun je een vaste opbouw herkennen met verschillende delen. Let op! het kan zijn dat een schrijver een andere volgorde aanhoudt en bijvoorbeeld begint met het slot.
Slide 3 - Tekstslide
Personages
Opbouwschema van verhalen
Meer of minder realistisch
Leeservaring
Genre
Slide 4 - Tekstslide
Opbouwschema van verhalen
Beginsituatie
Dieptepunt
Slot
Ontstaan van probleem
Steeds meer moeilijkheden
Langzame verbetering
Slide 5 - Tekstslide
Beeldspraak
Wat is beeldspraak?
Waarom gebruik je beeldspraak?
Slide 6 - Tekstslide
Beeldspraak
Wat is beeldspraak?
Slide 7 - Tekstslide
Bevat de zin beeldspraak en is het letterlijk of figuurlijk? Kies!
wel beeldspraak
geen beeldspraak
letterlijk
figuurlijk
Slide 8 - Sleepvraag
Beeldspraak
Stijlfiguur
Metafoor
Personificatie
Hyperbool
Pleonasme
Slide 9 - Sleepvraag
Beeldspraak
Vergelijking
Haar ogen stralen als de lentezon.
Als een puppy huppelt de bal bij mij vandaan.
Er ligt een hart hier op straat.
Ze verdronk in emoties.
Slide 10 - Sleepvraag
Letterlijk en figuurlijk taalgebruik
Wat is figuurlijk taalgebruik?
Slide 11 - Tekstslide
Figuurlijk taalgebruik
Wat is figuurlijk taalgebruik?
Slide 12 - Tekstslide
Figuurlijk taalgebruik
Letterlijk taalgebruik
Anouk rekende op Laure: ze schreef 2 + 2 op haar arm
Slide 13 - Sleepvraag
letterlijk taalgebruik
figuurlijk taalgebruik
zoals het er staat
niet precies zoals het er staat
uitdrukkingen, spreekwoorden, zegswijze
Slide 14 - Sleepvraag
Figuurlijk taalgebruik
Letterlijk taalgebruik
bij wijze van spreken, niet werkelijk
als iets precies weergeeft wat er geschreven of gezegd is