bron C chap 2 blz 28 Gl regelmatige ww-en, être, avoir en aller

1 / 12
volgende
Slide 1: Video
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Lees deze pagina aandachtig


aimer- houden van, leuk vinden
arriver- aankomen
chercher- zoeken
commencer- beginnen
danser- dansen
détester- een hekel hebben aan
donner- geven
écouter- luisteren naar

de meeste werkwoorden in het Frans eindigen op -er

habiter- wonen
organiser- organiseren
oublier- vergeten
parler- praten
regarder- kijken
travailler- werken
trouver- vinden
enzovoort zie ww. boekje werkwoorden 1A (notes)

Slide 2 - Tekstslide


Wat viel je op?

Slide 3 - Open vraag

Zou je de Franse vertaling nog weten van de 15 ww uit bron C H2? 
  • kijken en geven    
  • vinden
  • praten
  • werken
  • vergeten
  • een hekel hebben aan
  • wonen
  • organiseren
  • luisteren naar
  • beginnen
  • zoeken
  • dansen
  • aankomen
  • houden van

Slide 4 - Tekstslide

Tips
  1. leer eerst de vertaling vd werkwoorden
  2. zorg dat je de persoonlijk vwd kent
  3. hoe vind je de stam?
  4. welke vervoeging hoort daarbij in de présent (tegenwoordige tijd).

Slide 5 - Tekstslide

Hoe ging het ook alweer?
je.      -e         je donne.      ik geef
tu    es       tu donnes        jij geeft
il/elle   e         il/elle donne     hij/zij geeft
nous -ons    nous donnons    wij geven
vous -ez       vous donnez    u/jullie geeft/geven
ils/elles -ent        ils/elles donnent    zij geven

Slide 6 - Tekstslide

Wat is ..
Hij houdt van muziek. 
Ze luisteren naar chopin.
Zij danst en jullie kijken?
Il aime la musique. Ils écoutent Chopin. Elle danse et vous regardez,

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Futur proche
Maar.... aller is ook het hulpwerkwoord van de futur proche:
aller + infinitif = futur proche

Slide 9 - Tekstslide

Ik ga een boterham maken?
Je vais faire un sandwich

Slide 10 - Tekstslide

Mes parents .... néerlandais, J' ..... à Hoorn et J'.... deux frères. nous ......bien apprendre les verbes français.
A
sont, suis, ai, avons
B
sont, habite, ai, allons
C
ont, ai, suis, allons
D
êtes, suis, ai, allons

Slide 11 - Quizvraag

Klaar voor de eindtoets ww ??

Slide 12 - Tekstslide