Groot onderzoek CKV

Groot onderzoek














kunstwerk: Florentijn Hofman
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Groot onderzoek














kunstwerk: Florentijn Hofman

Slide 1 - Tekstslide

Tijdpad
9 -13 januari                      Verken je interessegebied en bedenk een onderwerp.
16-20 januari                     Bedenk een onderzoeksvraag en onderzoeksmethode, maak een                 
                                                planning voor het uitvoeren van je onderzoek.
Toetsweek
30 januari-3 februari     Pitch je onderzoeksvraag, onderzoeksmethode en planning.
6-10 februari                     Voer je onderzoek uit; gegevens verzamelen.
13-17 februari                    Voer je onderzoek uit; ordenen, analyseren en concluderen.
20 februari-24 maart     Presenteer je onderzoek en geef feedback aan klasgenoten.

Slide 2 - Tekstslide

Voorwaarden
- Je doet onderzoek dat in relatie staat met kunst (architectuur, beeldende kunst, dans,
design, film, fotografie & nieuwe media, muziek, theater).

- Je voert je onderzoek alleen uit of in een groepje van maximaal 4 personen.

- Als je samenwerkt maak je in je planning (en je pitch!) en in je logboek duidelijk wie wat gaat
bijdragen/heeft bijgedragen.

- Je onderzoek beslaat 20 uur (per persoon!).

Slide 3 - Tekstslide

Onderzoeksvraag
Om te komen tot een relevante vraag voor jouw onderzoek is het belangrijk dat je eerst op zoek gaat naar een onderwerp binnen CKV dat jouw interesse heeft.
- Vanuit eigen interesse en ervaringen met kunst
- Door recente deelname aan een culturele activiteit
- Omdat een kunstwerk/kunstvorm dat voorbijkwam tijdens de lessen CKV je nieuwsgierig heeft gemaakt

Wat heb je gezien, gehoord of beleefd op het gebied van kunst en welke vragen heeft het bij je opgeroepen?  Waar ben jij nieuwsgierig naar?

Slide 4 - Tekstslide

Hulpmiddelen








Dimensies                                                         SCEPTED-factoren

Slide 5 - Tekstslide

Dimensies zijn kijkrichtingen binnen de kunst, manieren waarop je naar kunst kan kijken:
Feit & fictie, Schoonheid & lelijkheid, Autonoom & toegepast, Amusement & engagement, Digitaal & analoog, Individueel & coöperatief, Traditie & innovatie, Herkenning & vervreemding, Monodisciplinair, multidisciplinair & interdisciplinair, Lokaal & globaal.

Tip: Bij elke dimensie in het boek Contrast staan een aantal verdiepingsopdrachten. Zo’n verdiepingsopdracht kan ook een goed beginpunt zijn voor je onderzoek.

Slide 6 - Tekstslide

SCEPTED- factoren zijn ook kijkrichtingen. Deze kijkrichtingen verbinden kunst met de wereld om ons heen:
- Sociaal, welk doel/ welke rol heeft een kunstwerk in bepaalde tijd in bepaalde samenleving?
- Cultureel antropologisch, hoe beleven bepaalde groepen mensen bepaalde kunst?
- Economisch, welke financiële aspecten zitten aan bepaalde kunst en waarom is dat zo?
- Politiek, welke rol speelt bepaalde kunst in politiek/welke rol speelt
politiek in bepaalde kunst?
- Technologisch, hoe worden nieuwe technologieën ingezet in bepaalde kunstvormen?
- Ecologisch, hoe verhoudt bepaalde kunst zich tot ecologische principes?
- Demografisch, hoe verhouden aspecten van bevolkingssamenstelling zich
tot een bepaalde vorm van kunst/cultuurparticipatie?

Slide 7 - Tekstslide

Soorten onderzoeksvragen die je zou kunnen formuleren zijn:
- “Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen....en..... ten aanzien van....... “ (vergelijkend onderzoek)
- “Welke factoren/variabelen zijn/hebben/maken dat......” (variabelen onderzoek)
- “Wanneer noemen we iets...........” (definitieonderzoek)
- “Welk beargumenteerd standpunt neem ik in bij...” (meningsvormend onderzoek)
- “Wat zou ik moeten doen als...” (beslissingsgericht onderzoek)
- “Is het zo dat......”(hypothese toetsend onderzoek)
- “Op grond van welke argumenten steun ik de stelling dat......” (stellingbewijzend onderzoek)
- “Waarom is....” (verklarend onderzoek)
- “Wat is het verband tussen....en.....?” (relatieonderzoek)
- “Hoe verklaar ik het verband tussen.... en.....” (relatie-verklarend onderzoek)

“Wat gaat er gebeuren als......?” (voorspellend onderzoek)

Formuleer je onderzoeksvraag en bedenk eventueel 1-3 deelvragen die zou kunnen helpen bij de beantwoording van je hoofdvraag.

Slide 8 - Tekstslide

1. Formuleer je onderzoeksvraag (hoofdvraag). 

2. Bedenk 1-3 deelvragen die zou kunnen helpen bij de beantwoording van je hoofdvraag.

Slide 9 - Tekstslide

Onderzoeksmethode
Kies een onderzoeksmethode die past bij je onderwerp en vraagstelling. Je kunt onderzoek doen over kunst of in kunst. Onderzoek over kunst bestudeert het maakproces of de ontvangst van kunstwerken, wat vinden mensen ervan. Hiervoor kun je bronnenonderzoek  ook wel literatuuronderzoek genaamd of veldonderzoek gebruiken. Je kunt ook kunstwerken met elkaar vergelijken (vergelijkend onderzoek), dan maak je bijvoorbeeld verschillende analyses en vergelijkt dat met elkaar.

Bij onderzoek in kunst onderzoek je een artistiek proces door het zelf te ondergaan. Je maakt dan zelf kunst om daarmee iets te onderzoeken. 

Slide 10 - Tekstslide

Welke onderzoeksmethoden zou jij gebruiken?

Slide 11 - Tekstslide

1. Bronnenonderzoek
Denk aan: boeken, tijdschriften, websites, foto's en films.
Zorg dat je de bronnen vermeld in je onderzoek!

Slide 12 - Tekstslide

2. Veldonderzoek
Te gebruiken om een maakproces te achterhalen of een ervaring. 

Verzamel gegevens in de alledaagse praktijk. 
B.v. door een interview te houden of te observeren. 

Slide 13 - Tekstslide

3. Artistiek onderzoek
Onderzoek in Kunst; b.v. het maakproces.

Hierbij gaat het om het onderzoek en niet het artistieke eindproduct.  Het gaat erom dat je je onderzoeksvraag beantwoord. Je dient dus je werkproces te documenteren en een reflectie te schrijven over het proces en het resultaat. 

Slide 14 - Tekstslide

4. Combinatie
Vaak wordt er gebruik van een combinatie van onderzoekmethodes.

Bij veldonderzoek wordt ook vaak bronnenonderzoek gedaan en bij een artistiek onderzoek hoort altijd een onderbouwing en documentatie van het werkproces. 

Slide 15 - Tekstslide

Planning
Als je een onderzoeksvraag hebt geformuleerd en een onderzoeksmethode hebt vastgesteld, dan kun je een planning maken om het onderzoek uit te gaan voeren.

 In je planning maak je zichtbaar hoe je deze tijd, 20 uur per persoon, over de verschillende werkzaamheden, gaat verdelen.
Gaandeweg zal je planning veranderen in je logboek. Je planning is een inschatting van het aantal uren dat je aan nodig zult hebben en maakt de taakverdeling inzichtelijk.





Slide 16 - Tekstslide

Pitch
Tussen 30 januari en 3 februari pitch je de onderzoeksvraag, onderzoeksmethode(n) en planning, in max 2 min per groep/persoon. 

Pitch= een minipresentatie, voor de klas.
-  leg uit wat je gaat onderzoeken (onderzoeksvraag), 
-  hoe je dat gaat doen (onderzoeksmethode) 
-  hoe je je de tijd en de taken gaat verdelen (planning). 

Je mag eventueel afbeeldingen laten zien om je presentatie te versterken, of gebruik maken van een filmpje, Powerpoint of Prezi, maar je pitch mag niet langer dan 2 min duren. De pitch is je eerste beoordelingsmoment. 

Slide 17 - Tekstslide