Week 9 - les 2 - herhalen lezen H4

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Vandaag

• Herhalen Lezen H4 
  
• Vrijdag - formatieve toets in Exam.net
• Tekst gestuurd via Magister

Leerdoel

Ik kan onderscheid maken tussen standpunten, argumenten, tegenargumenten en weerleggingen.

Tegenargument

Je geeft redenen waarom iemand het niet eens zou kunnen zijn met je standpunt.

Signaalwoorden: dat blijkt uit, immers, want, omdat, etc.

Weerlegging

Je geeft het tegenargument direct wéér een (voor)argument waardoor je het tegenargument weerlegt/ontkracht (minder sterk maakt).

Signaalwoorden (tegenstellend verband): tegenover, maar, hoewel, echter, toch, etc.

Wat ontkracht je door een tegenargument?

1. een standpunt
2. een argument
3. een weerlegging

Boek blz. 109

Aan welk signaalwoord herken je het standpunt in alinea 1?

Aan welk signaalwoord zie je in alinea 4 dat er nog een argument voor de stelling wordt gegeven?

Hoe wordt het tegenargument in alinea 6 aangekondigd?

Aan welk woord zie je in alinea 6 dat het tegenargument wordt weerlegd?

Welk tegenargument staat in alinea 7?