Tekst oefenen en soorten argumentatievragen

Examentraining
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Examentraining

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
- Soorten vragen argumentatie
-Lezen wij actief tekst 1 (tijdvak 2022 III)
-Beantwoorden wij vragen bij tekst 1. 
-Bespreken wij hoe je tot deze antwoorden gekomen bent. 


Slide 2 - Tekstslide

Argumentatieve vaardigheden
Wat voor soort vragen kun je verwachten?

Slide 3 - Tekstslide

Argumentatieve vaardigheden
Wat voor soort vragen
kun je verwachten?

Slide 4 - Tekstslide

Argumentatieve vaardigheden
Wat voor soort vragen
kun je verwachten?

Slide 5 - Tekstslide

Argumentatieve vaardigheden
Wat voor soort vragen
kun je verwachten?

Slide 6 - Tekstslide

Argumentatieve vaardigheden
Wat voor soort vragen
kun je verwachten?

Slide 7 - Tekstslide

Argumentatieve vaardigheden
- Je kan dus een grote diversiteit aan vragen over argumentatieve vaardigheden verwachten.
- De vragen over drogredenen of argumentatieschema's (argumentatie op basis van vergelijking, enz.) zijn bijna altijd meerkeuzevragen.
- Er zijn geen vragen over het tekenen van argumentatiestructuren (hokjesschema's)...
- ...maar wel over de naam van zulke structuren (bv. enkelvoudige argumentatie).

Slide 8 - Tekstslide

Eindexamenvragen maken
2022 Tijdvak III - Tekst 1

Slide 9 - Tekstslide

Tekst 1
Lees de tekst actief. 
Onderstreep kernzinnen.
Daarna: maak vraag 1 t/m 9

timer
35:00

Slide 10 - Tekstslide

tekstsoort?

Slide 11 - Woordweb

Aandachttrekker in de inleiding?

Slide 12 - Open vraag

1. “‘Natuurlijk, gewoon thuisblijven is het beste voor de planeet.’” (regels 4-6)
De geciteerde zin kan worden opgevat als een verontschuldiging. Op welke
manier kan dit begin van deze reclame-uiting nog meer opgevat worden?
A
als een nuancering bij een reclame voor vliegreizen
B
als een relativering van het vervuilen door vliegreizen
C
als een tegenwerping tegen de milieuoverlast van vliegreizen
D
als een toegeving van de schadelijke effecten van vliegreizen

Slide 13 - Quizvraag

2. Geef de drie causale ketens weer. Neem hiervoor n.r 1a tot en met 3b uit onderstaande tabel over op je antwoordblad en vul de betreffende zinnen aan.

Slide 14 - Open vraag

3. Welke omschrijving geeft het best aan wat er opgesomd wordt in alinea 8?
A
constateringen van Adam Galinsky
B
groepen mensen die profiteren van reizen
C
socio-economische omstandigheden
D
voorbeelden van hoe reizen het onderlinge vertrouwen versterkt

Slide 15 - Quizvraag

4. “(…) net nu ook ‘het volk’ massaal het vliegtuig pakt (…)” (regels 154-155).
In alinea 2 tot en met 4 wordt gesuggereerd dat vliegen populair zou gaan
worden bij anderen dan de elite.
Citeer uit alinea 2 tot en met 4 de twee opeenvolgende zinnen die samen
voor deze suggestie zorgen.

Slide 16 - Open vraag

5. In alinea 12 en 13 wordt vliegen vergeleken met plastic spullen.
Welke twee overeenkomsten tussen vliegen en plastic spullen worden
genoemd?

Slide 17 - Open vraag

6. In alinea 13 tot en met 16 wordt de houding van de elite ten opzichte van
plastic besproken.
Welke twee punten van kritiek op de houding van de elite blijken uit alinea 13
tot en met 16?
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen.

Slide 18 - Open vraag

7. In alinea 14 tot en met 16 wordt onder andere de praktische invulling van
duurzaamheid besproken.
Welke uitspraak geeft de beoogde praktische invulling van duurzaamheid het
best weer?
A
Het is verstandig om wereldwijd in te zetten op de recycling van materialen.
B
In Europa en de VS zou veel meer plastic kunnen worden geconsumeerd.
C
Landen als China, Indonesië en Egypte moeten minder plastic consumeren.
D
Zonder een verbetering van afvalverwerking dient het gebruik van plastic verboden te worden.

Slide 19 - Quizvraag

8. Een kritisch lezer kan opmerken dat in alinea 18 twee keer een vals dilemma aanwijsbaar is.
Geef beide valse dilemma’s inhoudelijk weer.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen.

Slide 20 - Open vraag

9. “Het derde argument tegen vliegschaamte is (…)” (regels 237-238)
Welke drie hoofdargumenten tegen vliegschaamte geeft tekst 1?
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord
niet meer dan 40 woorden.

Slide 21 - Open vraag

10. De titel van tekst 1 luidt: ‘Juist door ver te reizen help je de wereld’.
Op welk woord zou iemand die deze titel voorleest de nadruk moeten leggen, gelet op de strekking van de tekst?

A
Juist
B
ver
C
reizen
D
wereld

Slide 22 - Quizvraag

Een kritisch lezer zou kunnen stellen dat tekst 1 enkele beweringen bevat die
bewust prikkelend zijn geformuleerd.
1Welk citaat is op die manier geformuleerd?
A
Kinderen die reizen, leren andere socio-economische omstandigheden kennen en ondervinden dat hun kijk op de wereld niet de enige is. (regels 104-108)
B
In Azië, het Midden-Oosten en Zuid-Amerika is hetzelfde zichtbaar: de wereld wordt langzaam maar zeker minder racistisch, minder misogyn en minder homofoob. (regels 128-133)
C
Er zit bovendien een naar, elitair luchtje aan het fenomeen vliegschaamte. (regels 150-152)
D
Met goede afvalverwerking brengen katoenen boodschappentassen meer schade toe aan het milieu dan plastic tasjes, zo bleek vorig jaar uit onderzoek van het Deense RIVM. (regels 219-224)

Slide 23 - Quizvraag