De denkers & de paradigma's

De denkers & de paradigma's:
Bij maatschappijwetenschappen worden regelmatig belangrijke sociale denkers en hun theorieën aangehaald. Voor het examen is het handig om deze nog eens een goed te bestuderen. Je weet nooit wie er op het examen verschijnt... Let op: de paradigma's zijn alleen voor VWO. 
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 41 slides, met tekstslides en 16 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

De denkers & de paradigma's:
Bij maatschappijwetenschappen worden regelmatig belangrijke sociale denkers en hun theorieën aangehaald. Voor het examen is het handig om deze nog eens een goed te bestuderen. Je weet nooit wie er op het examen verschijnt... Let op: de paradigma's zijn alleen voor VWO. 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Karl Marx
Karl Marx is een Duitse socioloog die kijkt naar ongelijkheden in de samenleving. Dit introduceerde hij met zijn boek ‘Das Kapital’ waarbij hij de ongelijkheid tussen fabriekseigenaar en arbeiders fel bekritiseerde. De fabriekseigenaren hadden meer macht dan de arbeiders en daarom moeten de arbeiders in opstand komen om deze ongelijkheid gelijk te maken. 

De theorieën van Marx passen bij het conflictparadigma.
Door de ongelijkheid ontstaat er een klassenstrijd.
Door het vergevorderde arbeidsproces raakt de mens vervreemd van zijn werk en uiteindelijk zelfs van elkaar. 


Conflictparadigma

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Samuel P. Huntington
In Botsende beschavingen haalt Huntington de illusie van harmonie tussen culturen genadeloos onderuit en stelt hij het conflict centraal. Oorlogen tussen nationale staten en ideologieën zijn verleden tijd. Toekomstige conflicten zullen verlopen volgens de breuklijnen van culturen en beschavingen

Huntington onderscheidt in dit werk negen beschavingen in de nieuwe wereldorde, die gedomineerd zullen worden door de westerse enerzijds en de Chinese en islamitische anderzijds. 
Conflictparadigma

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Émile Durkheim
Zijn onderzoeken richten op sociale structuren. Durkheim stond aan het begin van de moderne sociologie en deed vooral onderzoek naar sociale cohesie.

Dat past bij een aanhanger van het functionalisme-paradigma, omdat die onderzoek doen naar hoe een samenleving bij elkaar blijft. Het eerste onderzoek van de Franse Durkheim heette ‘De la division du travail social’, wat vertaald ‘de verdeling van sociaal werk’ betekent. Hij focuste daarbij op solidariteit in de samenleving en keek naar hoe dit het systeem van de samenleving in balans houdt.
functionalisme-paradigma

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

1858 - 1917 Émile Durkheim
In de traditionele samenleving was er sprake van een mechanische solidariteit. Mensen waren verbonden in een morele gemeenschap, gingen bijvoorbeeld naar dezelfde geloofsgemeenschap. Ieder had in feite eenzelfde taak met gelijke en vaste patronen op basis van gevestigde gewoontes. De productie was gericht op eigen gebruik. Op vernieuwingen rustte een taboe en afwijkend gedrag werd afgekeurd. De nadruk in traditionele samenleving lag op conformisme. 

In de moderne samenleving is er sprake van organische solidariteit. Deze is gebaseerd op een vergaande arbeidsdeling en taakdifferentiatie, die vraagt om individualiteit. Maar weinig mensen hebben exact hetzelfde beroep; er zijn veel specialisme. Een moderne samenleving is minder collectivistisch en gelijkvormigheid wordt minder nagestreefd. Het individuele bewustzijn en handelen staan centraal. Er is meer ruimte voor zelfbepaling, individuele vrijheid en verscheidenheid. De productie is sterk gericht op de markt. 

Slide 9 - Tekstslide

Max Weber
Max Weber was een Duitse socioloog die het gedrag van mensen verklaart door te kijken naar hoe zij de werkelijkheid zien. Wanneer je wilt begrijpen waarom iemand iets doet, moet je je inleven in diegene, volgens Weber. Dit wordt het sociaalconstructivisme-paradigma genoemd.
 

Weber ontwikkelde niet alleen sociologische theorieën door middel van onderzoek doen, maar deed ook uitspraken over hoe men onderzoek moet doen. Dit wordt methodologie genoemd en die doet dus onderzoek naar procedures en werkwijzen die wetenschappers gebruiken. Ook op deze manier heeft Weber bijgedragen aan de sociale wetenschap.
sociaalconstructivisme-paradigma

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

1864 - 1920 Max Weber 
Aan het einde van WOI hield de Duitse socioloog Max Weber een beroemde redevoering onder de titel “Wetenschap als roeping”. Daarin gebruikte hij voor het eerst de term “onttovering van de wereld”. Volgens Weber is niet langer sprake van een mysterieuze wereld waarin wonderlijke dingen kunnen gebeuren. Een wereld vol geheimzinnige betekenissen die we dan wel niet begrepen maar die er toch waren.


De wereld is niet een wereld van geheimen maar van gebeurtenissen die vroeger of later door wetenschappelijk onderzoek kunnen worden verklaard. In de wereld zelf is geen sprake meer van een verborgen zin en betekenis. Hooguit worden zin en betekenis door de mens zelf geprojecteerd op een neutrale werkelijkheid. De wereld is, om het anders te zeggen, onttoverd.

‘Het is het lot van onze tijd, met de haar eigen rationalisering en intellectualisering, vooral: de onttovering van de wereld, dat juist de laatste en meest sublieme waarden zijn teruggetreden uit de openbaarheid, óf naar het (…) rijk van het mystieke leven, óf naar de broederlijkheid van de directe betrekkingen van individuen tot elkaar."

Slide 12 - Tekstslide

Hans Boutellier
‘Mijn basisstelling luidt dat onze samenleving haar
onvervulbare verlangens op veiligheid projecteert. Juist
door haar grote vitaliteit: mensen krijgen alle vrijheid om
zich te ontplooien. Maar die vrijheid brengt een gevoel van onveiligheid met zich mee: we zijn bang dat anderen zich misdragen, dat wijzelf ons misdragen. Vandaar het utopisch verlangen naar veiligheid.

Niet voor niets staat op het omslag van De veiligheidsutopie een bungeejumper afgebeeld. Die geeft zich over aan riskant gedrag, maar met de zekerheid van het koord waaraan hij hangt. Tijdens zijn sprong beleeft de bungeejumper de veiligheidsutopie: maximale vrijheid én maximale bescherming gaan voor een heel kort moment samen.

Slide 13 - Tekstslide

Aletta Jacobs:
Aletta Jacobs was de eerste vrouwelijke arts. Het was namelijk niet normaal voor vrouwen om door te studeren. Vrouwen mochten alleen naar de lagere school. Zij wilde wel graag naar de universiteit, en schreef daarom een brief aan Thorbecke, de minister van binnenlandse zaken in die tijd. Thorbecke gaf haar een vrijstelling, die hij trouwens wel naar vader opstuurde. Dankzij haar inzet werden universiteiten opengesteld voor vrouwen en mogen vrouwen sinds 1919 naar de stembus. 
In 2019 werd het 100 jaar vrouwenkiesrecht gevierd. Van 1919 tot nu zijn er veel ontwikkelingen geweest voor vrouwen in de politiek en in andere beroepen. Maar alsnog zitten er veel minder vrouwen in de Tweede Kamer dan mannen. 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

 Jean-Jacques Rousseau
Ging uit van het goede in de mens en vond onderdrukking onwenselijk. In een samenleving waarin de overheid niet onderdrukt, komen mooie dingen tevoorschijn volgens Rousseau. Hij gebruikte daarbij het voorbeeld van de nobele of edele wilden uit Noord-Amerika.

Volgens Rousseau waren mensen slechter af hoe verder ze van hun natuurlijke staat kwamen. Instinct en emotie zouden leiden tot het goede leven en de beschaving weerhield juist hiervan. De ‘edele wilde’, ‘noble savage’, was de perfecte balans tussen enerzijds de staat van brute, beestachtige mensen en anderzijds decadent beschaafde mensen. De edele wilde onthult eigenlijk het goede in de mens waar Rousseau in geloofde. Opvallend feitje: de woorden ‘edele wilde’ komen nergens voor in Rousseau’s geschreven werken. 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Thomas Hobbes
Ook de filosoof Thomas Hobbes filosofeerde ook over ‘de machtige overheid’. Hij noemde de overheid ‘Leviathan’, genoemd naar een groot monster. Toch bedoelde hij dit niet negatief. Mensen zonder overheid zijn namelijk gevaarlijk voor elkaar, ze zijn als wolven zijn voor elkaar, ze zijn gevaarlijk. Om deze chaos tot orde te dwingen is er absoluut centraal gezag nodig: de Leviathan. De samenleving moet vanuit rationeel oogpunt een sociaal contract sluiten. Hierin staat dat de staat de absolute macht heeft en ook geweld mag gebruiken om mensen tot orde te dwingen.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Adam Smith
Adam Smith is volgens vele de grondlegger van de moderne economie. In zijn denken is het rationele actor-paradigma steeds terug. Dit paradigma gaat uit van rationeel handelen. Het draait om nutsmaximalisatie: het streven naar zoveel mogelijk baten en zo min mogelijk kosten. Als taken worden opgesplitst en mensen zich specialiseren in bepaalde handelingen dan kan er meer geproduceerd worden. Smith noemt dit arbeidsdeling. Hoe hoger de productiviteit, hoe hoger de welvaart.
Vanuit de 'geef me wat ik wil en ik geef jou wat jij wilt' zal een gezond eigenbelang op de vrije markt leiden tot de meeste welvaart. Mensen maken rationele afwegingen tussen keuzes die baten en kosten met zich meebrengen. 
Rationele actor-paradigma

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

William Isaac Thomas
Hij is bekend geworden met zijn idee over het definiëren van een situatie, ook wel het Thomas-theorema.

Dit houdt in dat hoe je je gedraagt, bepaald wordt door hoe je een situatie ziet. Met de zin ‘If mean define situations as real, they are real in their consequences‘, is het theorema en daarmee Thomas zelf beroemd geworden. We interpreteren een situatie op onze eigen manier, niet objectief dus. Deze subjectieve perceptie leidt tot ons gedrag. Een mogelijk gevolg van wat Thomas stelt, is de selffulfilling prophecy. Dit houdt in dat wanneer je iets voorspelt, je hiernaar gaat handelen, waardoor het ook echt uitkomt. Wanneer bijvoorbeeld voorspeld wordt dat de waarde van een bedrijf op de beurs gaat stijgen, komt er meer vraag naar aandelen van het bedrijf en daardoor stijgt de waarde van het bedrijf dus inderdaad.
Sociaal-constructivistisch paradigma

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

 Talcott Parsons
Zijn schema kan gebruikt worden om de functies van systemen uit te leggen.
– Adaptation (aanpassing). Om controle te houden over het systeem, zal de economie zich telkens moeten aanpassen.
– Goal attainment (doelrealisatie). Het is belangrijk om prioriteiten te stellen om het collectieve doel te behalen, vaak via de politiek. Individuele doelstellingen zijn hieraan ondergeschikt.
– Integration (integratie). De normen die gelden in de samenleving moeten bewaakt worden, zodat er meer solidariteitsgevoel is in de ‘community’.
– Latency (patroonhandhaving). Binnen het gezin en op school is het belangrijk dat waardes doorgegeven worden aan kinderen. Dat leidt ertoe dat zij hun sociale rol gaan vervullen.
functionalisme-paradigma

Slide 24 - Tekstslide

Harold Garfinkel
Ontwikkelde de etnomethodologie, die kijkt naar hoe mensen het gedrag van anderen en hunzelf interpreteren.  Het woord etnomethodologie komt van twee andere woorden. ‘Methodologie’, de regels en methodes die op de achtergrond een rol spelen in een bepaalde groep, een ‘etnie’. Garfinkel deed vaak experimenten waarin mensen deden alsof ze geen flauw idee hadden van de sociale regels in een situatie. Hierdoor worden sociale regels, die normaal niet zichtbaar zijn, ineens op de voorgrond gebracht. In zo’n experiment worden bijvoorbeeld vragen letterlijk geïnterpreteerd. Op de vraag ‘Hoe gaat het met je?’, wordt dan teruggevraagd ‘Hoe gaat wat met mij?’. Vaak is de reactie dan ‘Ja, je snapt toch wel wat ik bedoel’, waaruit blijkt dat impliciete, onzichtbare regels een rol spelen.

Sociaal-constructivistisch paradigma

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Montesquieu
De scheiding der machten, ook wel Trias Politica, is bedacht door Montesquieu. Hij was een Franse filosoof die wilde voorkomen dat één vorst zijn macht zou misbruiken. In de 18e eeuw waren er verschillende landen met een absolute vorst: een heerser die alles mocht beslissen. Montesquieu vond dit niet gezond en daarom stelde hij met zijn Trias Politica voor om de macht over drie groepen te verdelen.

Zijn oplossing was de Trias Politica, waarbij er drie gescheiden groepen zijn met macht. De eerste groep is de wetgevende macht, zij ontwerpen wetten. De tweede groep is de uitvoerende macht, die wetten gemaakt zijn in praktijk moeten brengen. De derde groep is de rechtsprekende macht, dat zijn in Nederland de rechters.

Slide 27 - Tekstslide

George Orwell
In zijn in 1948 geschreven roman 1984 schetst Orwell een onmenselijke totalitaire staat die helemaal beheerst wordt door de Partij. De alom aanwezige leider van de Partij wordt Big Brother genoemd. Iedere bewoner van het land wordt voortdurend in de gaten gehouden met camera’s, die zelfs in de huizen zijn geïnstalleerd. Dit gebeurt onder de leuze Big Brother is watching you (Grote Broer houdt je in de gaten). Niemand, behalve de hoofdpersoon stelt vragen bij dit regime. Er wordt over gesproken en het nadenken vergaat mensen. Het boek is een waarschuwing voor totalitaire overheden en de privacy-schending. 
Utopie komt van het Griekse ‘ou-topos’, niet bestaande plaats, en ‘eu-topos’, wat verwijst naar een goede samenleving. In utopieën is vaak meer gelijkheid dan in de realiteit van nu zo is.

Slide 28 - Tekstslide

Geert Hofstede
Geert Hofstede is een bekende Nederlands onderzoeker naar de waarden in een cultuur. Hij deed veel onderzoek naar welke verschillen er zijn tussen waarden in een cultuur. Om culturen te vergelijken introduceerde hij de 5 dimensies machtsafstand, individualistisch vs collectivistisch, masculien vs feminien, onzekerheidsvermijding en termijngerichtheid. 

Slide 29 - Tekstslide

DE PARADIGMA'S
& Extra's

Slide 30 - Tekstslide

Rationele actor-paradigma:
  • Om doelen te bereiken of aan nutsmaximalisatie te doen, wegen actoren doelgericht handelingsmogelijkheden tegen elkaar af met de rationele afweging van de kosten en/of baten. 
  • Rationeel handelen van actoren ordent de samenleving, omdat door deze handelingen sociale en politieke verhoudingen en bindingen ontstaan. Als individuen zien dar er een hoger diploma meer carrière kansen biedt, zal een samenleving mensen met diploma's meer status geven. Ongelijke behandeling tussen de mensen met verschillende onderwijsniveaus is dan een gevolg hiervan.
  • Handelen vanuit een afweging tot nutsmaximalisatie door het individu kan (onbedoeld) nadelige gevolgen hebben voor het collectief. Individuele en collectieve rationaliteit kunnen dus van elkaar verschillen. Als individuen zien dat het met een bank niet goed gaat, kunnen ze massaal besluiten hun geld van de bank te halen. Het gevolg is nu precies dat de bank falliet gaat. We noemen dit een sociaal dilemma: het gevolg van eigen keuze en gedrag hangt af van de handelingen van anderen. 

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Conflict paradigma:
  • Ongelijkheid in de samenleving zijn het gevolg van machtsverschillen.
  • Ongelijkheid leiden uiteindelijk tot tegenstellingen, conflicten of strijd.  
  • Strijd kan resulteren in het verdwijnen van ongelijkheden door de afschaffing van de oude machtsmiddelen of de herverdeling van de hulpbronnen/goederen.
  • Na strijd kan gelijkheid ontstaat, maar na verloop van tijd zullen zich weer nieuwe vormen van ongelijkheid voordoen.

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Slide 35 - Video

Functionalisme paradigma:
  • Iedere samenleving bestaat uit onderdelen die noodzakelijk zijn voor het algemeen functioneren. De onderdelen van een samenleving zijn de instituties end arin de rollen van de leden van een samenleving.
  • Alle onderdelen van een samenleving hebben een functie binnen het systeem en de verschillende functies geven de samenleving structuur (orde) en stabiliteit (sociale cohesie) en zijn cruciaal voor het voortbestaan van de orde.
  • Als de externe omstandigheden veranderen, dan zal de samenleving nieuw evenwicht (orde) vinden, zoals een organisme dat zich aan de omstandigheden aanpast.
  • Gemeenschappelijke normen en waarden, gemeenschappelijke (morele) overtuigingen en sociale instituties functioneren als (dwingen) sociale stabilisatoren. 

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

Slide 38 - Video

Sociaalconstructivisme-paradigma:
  • Actoren geven samen betekenis aan de sociale werkelijkheid, oftewel interpreteren in sociale interactie en de sociale werkelijkheid. 
  • De betekenisgeving aan de interpretatie van de sociale werkelijkheid hangt af van bijvoorbeeld regels, opvattingen, (zelf)beeld, normen en waarden - zoals in cultuur, sociale instituties en identiteit - en niet zo zeer van objectieve feiten.
  • In een samenspel van sociaal handelen, sociale interactie en interpretaties/betekenissen construeren actoren de sociale werkelijkheid. 
  • Actoren construeren de sociale werkelijkheid steeds opnieuw en in voortdurend proces. 

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Video

Dit was het!

Slide 41 - Tekstslide