1. The children
USUALLY cycle to school (usually komt voor het werkwoord)
2. The maths teacher HARDLY EVER made a mistake (hardly ever komt voor het werkwoord)
3. My grandmother is OFTEN tired (often komt na het werkwoord, omdat het werkwoord hier een vorm van 'to be' is (am, are, is, was, were)
4. I have NEVER had a problem with my computer (never komt na het eerste werkwoord. Als er twee of meer werkwoorden in de zin staan, komt the adverb of frequency na het eerste werkwoord)