Boekje 9 les 2 producten bestellen

Voordat de les begint
timer
2:00
+
  • het boek 
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
Goederen boekje 8MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Voordat de les begint
timer
2:00
+
  • het boek 

Slide 1 - Tekstslide

Boekje 9
Producten bestellen

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag:
  • Herhaling: moment van bestellen

  • Nieuw: Omloopsnelheid berekenen

  • ...????

Slide 3 - Tekstslide

Hoe gaat het met
jou vandaag?
0100

Slide 4 - Poll

Welke soorten voorraad ken je?

Slide 5 - Open vraag

Wanneer bestellen?

Slide 6 - Open vraag

Wat hebben we geleerd?

Omloopsnelheid = aantal keer dat de gemiddelde voorraad in stuks wordt verkocht

Wat is de gemiddelde voorraad


Slide 7 - Tekstslide

Omloopsnelheid
Is dus de hoe vaak de gemiddelde voorraad, uitgedrukt is stuks, verkocht is in een bepaalde periode
Formule: 

                 afzet in stuks                  
gemiddelde voorraad in stuks

Slide 8 - Tekstslide

Een bedrijf heeft over het afgelopen jaar een gemiddelde voorraad van 25.000 stuks. De afzet over het afgelopen jaar is 275.000 stuks.
Bereken de omloopsnelheid

Slide 9 - Open vraag

Indelingscriteria voor de opslag
Vraagfrequentie: geeft aan hoe vaak een artikel op een orderbon voorkomt
Grijpfrequentie: geeft aan hoe vaak een artikel word gepickt.
Omloopsnelheid: hoe lang een artikel op voorraad ligt
Slow movers: artikelen met een lage omloopsnelheid.
Fast movers: gg die kort in het magazijn liggen

Slide 10 - Tekstslide

Indelingscriteria voor de opslag
Een hoge omloopsnelheid betekent niet dat de vraagfrequentie ook hoog is.

Het is namelijk mogelijk dat het ontvangstmoment en het moment van verzending dicht bij elkaar ligt.

Terwijl dat maar één keer maand voorkomt.

De omloopsnelheid ligt dan hoog.

De vraagfrequentie is dan laag.

Slide 11 - Tekstslide

Pareto-analyse / 80-20 regel

Slide 12 - Tekstslide

Omloopsnelheid
  • fast movers

  • slow movers 

Slide 13 - Tekstslide

Opdr 5 bldz6

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Wat is beter?
A
Heel veel voorraad
B
Heel weinig voorraad

Slide 16 - Quizvraag

Als je voorraad hebt kost dat geld.
Noem eens een voorbeeld.

Slide 17 - Woordweb

Slide 18 - Tekstslide

Bereken de gemiddelde voorraad flessen van maandag t/m donderdag:
Maandag: 4 flessen
Dinsdag: 2 flessen
Woensdag: 5 flessen
Donderdag: 5 flessen

Slide 19 - Open vraag

Hoeveel bedragen de totale
voorraadkosten per jaar?

Slide 20 - Woordweb

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

1: bereken de inkoopwaarde van de gem. voorraad
2: bereken omzetsnelheid
3: bereken omzetduur

Slide 33 - Open vraag

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Zelfstandig werken
  • wat?                Opdracht 2, 3, 5, 6 en 8 
  • hoe?                Zelfstandig
  • hoelang?       15min
  • klaar?              Werk vooruit!
timer
15:00

Slide 36 - Tekstslide

Check uit
  • Wat moet je weten voordat je gaat bestellen?

Slide 37 - Tekstslide

HW opdr. 2, 3, 5, 6 en 8

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

omloopsnelheid en omzetsnelheid

Hoe vaak wordt de gemiddelde voorraad in een periode verkocht? (meestal per jaar) 
Wat is het verschil?
omloopsnelheid is uitgedrukt in aantal (afzet) 
omzetsnelheid is uitgedrukt in waarde (omzet)

Slide 40 - Tekstslide

Voorbeeldvraag:
De omzet over hetzelfde jaar bedroeg €11.700.000

Bereken de omzetsnelheid
Stap 1: eerst de gemiddelde voorraad
Stap 2: vervolgens de omzetsnelheid

Slide 41 - Tekstslide

Het antwoord:
Het antwoord:
Omzetsnelheid = omzet : gemiddelde voorraad
Omzetsnelheid = € 11.700.000 : € 1.950.000 = 6
De gemiddelde voorraad is dus 6 x verkocht

Slide 42 - Tekstslide