Leerjaar 3, H1 1.3 procenten gevraagd en 1.4 procenten en grote getallen

Hoofdstuk 1 procenten
1.3 procenten gevraagd en 1.4 procenten & grote getallen
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 1 procenten
1.3 procenten gevraagd en 1.4 procenten & grote getallen

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?


  • Herhalen/terugblik

  • Leren/herhalen hoe we de procenten berekenen als het aantal gegeven is.
  • Leren wat een absolute en relatieve toename/afname is.
  • Leren/herhalen hoe we werken met grote getallen.

Slide 2 - Tekstslide

1/4
10%
20%
1/10
0,25
33,3
12,5%
0,001
0,125
0,01

Slide 3 - Sleepvraag

Op hoeveel decimalen ronden we procenten af?
A
1 decimaal
B
geheel getal
C
2 decimalen

Slide 4 - Quizvraag

Welk percentage hoort bij 1/3?

Procentteken hoef je niet in te voeren.

Slide 5 - Open vraag

Welk percentage hoort bij ?

Procentteken hoef je niet in te voeren.
32

Slide 6 - Open vraag

Hoeveel is 2/3 deel van 150?
A
80
B
100
C
50
D
145

Slide 7 - Quizvraag

Stappenplan rekenen met procenten
  1. Vraag jezelf af of de vraag over procenten gaat.
  2. Zo ja, maak dan het schema.
  3. Vul het getal onder de 100 in. (ALLES)
  4. Vul het getal achteraan in. 
    - Krijg je een %, dan bovenin.
    - Krijg je een aantal, dan onderin.
  5. Zet tussen de 2 ingevulde getallen een 1.
  6. Zet de verhoudingspijlen er bij en vul hier de berekeningen in.
  7. Reken het gevraagde getal uit. (niet afronden)
  8. Schrijf je conclusie op. Dus... (hier mag je afronden)

Slide 8 - Tekstslide

1.2: Percentage gegeven
Voorbeeld opgave. Schrijf mee in je aantekeningen.

Slide 9 - Tekstslide

1.2: Percentage gegeven
Voorbeeld opgave. Schrijf mee in je aantekeningen.

Slide 10 - Tekstslide

1.2: Percentage gegeven
  1. Vraag jezelf af of de vraag over procenten gaat.
  2. Zo ja, maak dan het schema.
  3. Vul het getal onder de 100 in. (ALLES)
  4. Vul het getal achteraan in. 
    - Krijg je een %, dan bovenin.
    - Krijg je een aantal, dan onderin.
  5. Zet tussen de 2 ingevulde getallen een 1.
  6. Zet de verhoudingspijlen er bij en vul hier de berekeningen in.
  7. Reken het gevraagde getal uit. (niet afronden)
  8. Schrijf je conclusie op. Dus... (hier mag je afronden)

Slide 11 - Tekstslide

1.2: Percentage gegeven
BTW = Belasting Toegevoegde Waarde

Dit is de belasting die we over alle goederen en diensten betalen.
Dit 21% of 9%. 
9% is voor de eerste levensbehoefte en sommige diensten, de rest is 21%. 


Slide 12 - Tekstslide

1.2: Percentage gegeven

Slide 13 - Tekstslide

1.3: Procenten gevraagd
De volgende termen moet je kennen:

  • Absolute toename = 

  • Procentuele toename = 

Slide 14 - Tekstslide

1.3: Procenten gevraagd
De volgende termen moet je kennen:

  • Absolute toename = toename in aantallen.

  • Procentuele toename = Relatieve toename = toename in procenten.
Schrijf dus in je aantekeningen.

Slide 15 - Tekstslide

1.3: Procenten gevraagd
De volgende termen moet je kennen:

  • Absolute toename = toename in aantallen.

  • Procentuele toename = Relatieve toename = toename in procenten.

Absolute en relatieve afname weet je hiermee ook.
Schrijf dus in je aantekeningen.

Slide 16 - Tekstslide

1.3: Procenten gevraagd

Voorbeeld opgave:

Deze trui kost 85 euro en wordt 65 euro.

  • Wat is de absolute afname?
  • 85 - 65 = 20.
    De absolute afname is dus € 20,-
  • Wat is de relatieve afname?

Slide 17 - Tekstslide

1.3: Procenten gevraagd

Voorbeeld opgave:

Deze trui kost 85 euro en wordt 65 euro.

  • Wat is de absolute afname?
  • 85 - 65 = 20.
    De absolute afname is dus € 20,-
  • Wat is de relatieve afname?
Trui

Slide 18 - Tekstslide

1.3: Procenten gevraagd

Voorbeeld opgave:

Deze trui kost 85 euro en wordt 65 euro.

  • Wat is de absolute afname?
  • 85 - 65 = 20.
    De absolute afname is dus € 20,-
  • Wat is de relatieve afname?
Trui
Trui
Prijs in €

Slide 19 - Tekstslide

1.3: Procenten gevraagd

Voorbeeld opgave:

Deze trui kost 85 euro en wordt 65 euro.

  • Wat is de absolute afname?
  • 85 - 65 = 20.
    De absolute afname is dus € 20,-
  • Wat is de relatieve afname?
Trui
Trui
Prijs in €
85

Slide 20 - Tekstslide

1.3: Procenten gevraagd

Voorbeeld opgave:

Deze trui kost 85 euro en wordt 65 euro.

  • Wat is de absolute afname?
  • 85 - 65 = 20.
    De absolute afname is dus € 20,-
  • Wat is de relatieve afname?
Trui
Trui
Prijs in €
85
20

Slide 21 - Tekstslide

1.3: Procenten gevraagd

Voorbeeld opgave:

Deze trui kost 85 euro en wordt 65 euro.

  • Wat is de absolute afname?
  • 85 - 65 = 20.
    De absolute afname is dus € 20,-
  • Wat is de relatieve afname?
Trui
Trui
Prijs in €
85
20
1

Slide 22 - Tekstslide

1.3: Procenten gevraagd

Voorbeeld opgave:

Deze trui kost 85 euro en wordt 65 euro.

  • Wat is de absolute afname?
  • 85 - 65 = 20.
    De absolute afname is dus € 20,-
  • Wat is de relatieve afname?
Trui
Trui
Prijs in €
85
20
1
X

Slide 23 - Tekstslide

1.3: Procenten gevraagd

Voorbeeld opgave:

Deze trui kost 85 euro en wordt 65 euro.

  • Wat is de absolute afname?
  • 85 - 65 = 20.
    De absolute afname is dus € 20,-
  • Wat is de relatieve afname?
Trui
Trui
Prijs in €
85
20
1
X
:85
:85
x 20
x 20

Slide 24 - Tekstslide

1.3: Procenten gevraagd

Voorbeeld opgave:

Deze trui kost 85 euro en wordt 65 euro.

  • Wat is de absolute afname?
  • 85 - 65 = 20.
    De absolute afname is dus € 20,-
  • Wat is de relatieve afname?
Trui
Trui
Prijs in €
85
20
1
X
:85
:85
x 20
x 20
23,529...

Slide 25 - Tekstslide

1.3: Procenten gevraagd

Voorbeeld opgave:

Deze trui kost 85 euro en wordt 65 euro.

  • Wat is de absolute afname?
  • 85 - 65 = 20.
    De absolute afname is dus € 20,-
  • Wat is de relatieve afname?
  • 100 : 85 x 20 = 23, 529...
    Dus de relatieve afname is
                                                  ca. 23, 5 %
Trui
Trui
Prijs in €
85
20
1
X
:85
:85
x 20
x 20
23,529...

Slide 26 - Tekstslide

1.4 grote getallen.
Er volgt een filmpje.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Huiswerk
Maken in je schrift: H1.2 opgave 37, 40, 42, 46, 47, 49
Maken in je schrift: H1.3 opgave 51, 53, 55, 57, 58
Maken in je schrift: H1.4 opgave 60, 63, 66, 67, 68


Slide 33 - Tekstslide