5.4 Nieuwe planten

 5.4 Nieuwe planten
Wat ga je leren: 
- Onderdelen van de bloem 
- Voortplantingsorganen van een plant 
- Hoe zaden ontstaan 
- De verspreiding van stuifmeel en zaden
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScienceMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

 5.4 Nieuwe planten
Wat ga je leren: 
- Onderdelen van de bloem 
- Voortplantingsorganen van een plant 
- Hoe zaden ontstaan 
- De verspreiding van stuifmeel en zaden

Slide 1 - Tekstslide

Een bloem bestaat uit verschillende onderdelen:
  • De kroonbladeren (meestal mooie, gekleurde bladeren)
  • De stamper (het vrouwelijke deel van de bloem)
  • De meeldraden (het mannelijk deel van de bloem)
  • De kelkbladeren (de kleine groene blaadjes onder de bloemkroon)

Kroonbladeren
Met de gekleurde bladeren lokt de bloem insecten
Stamper
De stamper is het vrouwelijke deel van de bloem, deze vangt stuifmeel op
Meeldraden
Het mannelijke deel van de bloem, deze verspreiden stuifmeel
Kelkbladen
De groene bladeren onder de bloem beschermen de bloem als deze nog in de knop zit

Slide 2 - Tekstslide

De bouw van de bloem

Slide 3 - Tekstslide

1
2
3
4
5
6
7
8
9
Stamper


Vruchtbeginsel
Bloembodem

Helmknop

Kroonblad

Stempel

Stijl

Kelkblad

Bloemsteel

Slide 4 - Sleepvraag

Onderdelen van de bloem
  • Meeldraden
    - De meeldraden maken stuifmeelkorrels
    - De meeldraden bestaan uit twee onderdelen:
  • Helmdraad  (een soort stengeltje)
  • Helmknop (hierin worden de                                 stuifmeelkorrels gemaakt)
  • Stuifmeelkorrels zijn 
    mannelijke voortplanting-
    cellen; je kunt ze vergelijken met zaadcellen van mensen.

Slide 5 - Tekstslide

Onderdelen van de bloem
  • Kroonbladen 
- Zijn meestal groot en mooi gekleurd om insecten te lokken (voor de bestuiving)


- Soms zijn deze kroonbladeren juist erg klein en groen gekleurd (bijv. bij gras)

Slide 6 - Tekstslide

Onderdelen van de bloem

De stamper

De stamper bestaat uit drie onderdelen:
  1.  De stempel (een plakkerig uiteinde van de stamper voor het opvangen van de stuifmeelkorrels)
  2. De stijl (een soort stengel)
  3. Het vruchtbeginsel (met daarin het zaadbeginsel (eicellen))

Slide 7 - Tekstslide


Wat is nummer 3?
3
A
Kroonblad
B
Kelkblad
C
Vruchtbeginsel
D
Stempel

Slide 8 - Quizvraag


En nummer 7?
7
A
Helmknop
B
Kroonblad
C
Meeldraad
D
Kelkblad

Slide 9 - Quizvraag


Hoe heet nummer 6?
6
A
Kroonblad
B
Knopblad
C
Kelkblad
D
Kruinblad

Slide 10 - Quizvraag

Meeldraad en Stamper


Benoem de onderdelen
Stempel
1
Stijl
2
Helmknop met helmhokjes met daarin het stuifmeel
3
Helmdraad
4
kroonblad
5

Slide 11 - Tekstslide

Huiswerk
KGT:
Lees: tekstboek blz. 121 en 122
Maak: werkboek blz 59 en 60 vraag 1-7

Havo / VWO:
Lees: tekstboek blz. 138 en 139
Maak: werkboek blz 70 en 71 vraag 1-7

Slide 12 - Tekstslide

Bestuiving
De voortplanting van planten begint bij de bestuiving.
Bij bestuiving gaat stuifmeel van de meeldraden van de ene bloem naar de stamper van de andere bloem van dezelfde soort.

Slide 13 - Tekstslide

Bestuiving = als stuifmeelkorrels terecht komen op stempel van dezelfde soort

Slide 14 - Tekstslide

Alleen bestuiving bij dezelfde soort planten. 
Een tulp kan nooit een roos bevruchten. 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Bestuiving kan op 2 manieren: 
  • Via insecten:
    Bijv. een hommel zoekt naar nectar, dat ligt onder de bloem. Als hij naar beneden kruipt raakt hij de meeldraden aan. Er komt dan stuifmeel op zijn lichaam. 
    Daarna gaat de hommel naar een andere bloem. Hij raakt dan de stempel aan. Die is erg kleverig en blijven de stuifmeelkorrels aan plakken. 
    Zulke bloemen heten insectenbloemen
  • Via de wind

Slide 17 - Tekstslide

Bestuiving kan op 2 manieren: 
  • Via insecten
  • Via de wind
Bij windbloemen neemt de wind het stuifmeel mee. Windbloemen zijn minder opvallend dan insectenbloemen. De meeldraaden en stempel hangen buiten de bloem. Zo komt de wind er goed langs. 


Slide 18 - Tekstslide

0

Slide 19 - Video

Insectenbloemen
- fel gekleurde kroonblaadjes
- bestuiving door insecten
- maken nectar
- maken weinig stuifmeel
- hebben meestal geur
- meeldraden in de bloem
- stempels zijn klein


Windbloemen
- geen opvallende kroonblaadjes
- bestuiving door de wind
- hebben geen nectar
- maken veel stuifmeel
- hebben geen geur
- meeldraden buiten de bloem
stempels zijn groot

Slide 20 - Tekstslide

Wat is bestuiving?
A
Als stuifmeelkorrels op de stempel komen van dezelfde soort
B
Als eicellen op de stempel terecht komen

Slide 21 - Quizvraag

Kan de wind voor bestuiving zorgen?
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quizvraag

Hoe noemen we bloemen die door de wind bestoven worden?
A
insectenbloemen
B
windbloemen

Slide 23 - Quizvraag

Zijn kenmerken van insectenbloemen?
A
kroonbladeren fel gekleurd
B
stempel groot
C
meeldraden buiten de bloem
D
ze ruiken lekker

Slide 24 - Quizvraag

Hebben windbloemen veel of weinig stuifmeel?
A
weinig
B
veel

Slide 25 - Quizvraag

  • Van bloem ...
  • ...tot vrucht en zaad
De bloem bloeit en is op z'n mooist. Insekten worden gelokt door de geur en de kleur. Als ze de bloem bezoeken om nectar te zoeken brengen ze stuifmeelkorrels over van de meeldraden naar de stempel van de stamper
1
De bestuiving en bevruchting zijn achter de rug en de eicellen zijn bevrucht. 
De kroonbladeren en meeldraden hebben geen functie meer. 
Ze verwelken en vallen af
2
De zaadbeginselen ontwikkelen zich tot zaden (de pitten) waaruit een nieuwe plant kan groeien. Het vruchtbeginsel groeit en vormt vruchtvlees dat gegeten wordt door dieren. Als de dieren de zaden opeten worden die later weer uitgepoept. 
3

Slide 26 - Tekstslide

Bevruchting

1. Stuifmeel komt op de stempel.

2. Stuifmeelkorrel vormt een stuifmeelbuis.

3. Stuifmeelbuis gaat door de stijl heen.

4. Stuifmeelbuis komt bij de eicel in het vruchtbeginsel.

De bloem is bevrucht

Slide 27 - Tekstslide

- In het vruchtbeginsel bevinden zich 1 of meerdere zaadbeginsels.

- In een zaadbeginsel ontstaat één eicel (vrouwelijke geslachtcel). In iedere eicel zit een kern.

Slide 28 - Tekstslide

In de bloem:
zaadbeginsels worden zaden
Na de bevruchting gaan de zaadbeginsels en het vruchtbeginsel groeien. De zaadbeginsels ontwikkelen zich tot zaden met in elk zaad een bevruchte eicel. 

Als een eicel in een zaadbeginsel niet bevrucht is, verschrompelt dat zaadbeginsel.

De zaden van peulvruchten noem je bonen.

1. Verschrompeld zaadbeginsel: Dit zaadbeginsel is niet bevrucht.
2. Een minder goed ontwikkelt zaad (het kleinere boontje)

1
Restant bloemkelk met bloemsteel

2
Restant van de stijl

3

Slide 29 - Tekstslide

In welk onderdeel van een bloem vindt bevruchting plaats?




A
Helmknop
B
Stempel
C
Stijl
D
Vruchtbeginsel

Slide 30 - Quizvraag


Wat ontwikkelt zich
na de bevruchting
uit het vruchtbeginsel?
de bloem van een appelboom is bevrucht
A
de appel
B
een pitje in de appel
C
het vruchtvlees van de appel
D
Het vruchtvlees en het klokhuis met de pitjes

Slide 31 - Quizvraag

Plaats de juiste zin/woord in het
 juiste 
vierkant. 
Bestuiving
bevruchting
Mannelijk
Vrouwelijk
vruchtbeginsel
Meeldraad
Wanneer stuifmeel op de stempel valt. 
Wanneer een stuifmeelbuisje een zaadje bereikt. 

Slide 32 - Sleepvraag

Huiswerk

KGT:
Lezen: blz 122,123: Hoe ontstaan zaden?
Maken: werkboek blz 60 vraag 8 t/m 12

Havo/VWO:
Lezen: blz 139/140: Hoe ontstaan zaden?
Maken: werkboek blz 72 vraag 8 t/m 14

Slide 33 - Tekstslide

Zaadverspreiding 
- Als zaden allemaal vlak bij de moederplant terechtkomen, krijgen ze niet genoeg water en licht. 
- Verspreiding van zaad is dan nodig. 
Dit kan op 3 manieren; 

Slide 34 - Tekstslide

Zaden: verspreiding door wind
De wind neemt de zaden mee. Dit kan alleen als de zaden licht zijn. 

Slide 35 - Tekstslide

Zaden: Verspreiding door dieren
Dieren eten de vrucht op en poepen ze later weer uit. Of de zaden blijven hangen aan de vacht van het dier.

Slide 36 - Tekstslide

Zaden: verspreiding door plant
Vruchten kunnen bijvoorbeeld open knappen. De zaden worden dan tot wel vier meter weggeschoten. 

Slide 37 - Tekstslide

Een levenscyclus van een plant

Slide 38 - Tekstslide

Huiswerk

KGT:
Lezen: blz 123: 
Maken: werkboek blz 61 vraag 13-15
Leren: tekstboek blz 124 "Om te onthouden"

Havo/VWO:
Lezen: blz 140 + 141
Maken: werkboek blz 73 vraag 15 t/m 22

Slide 39 - Tekstslide