M2 P3 Grammatica week 12-2 les 13 bijvoeglijke bepaling

Welkom klas

Ga op je vaste plek zitten. 
Pak je leesboek. 
Laat de iPad in de tas. 
Geen tas op tafel.
Geen jas of kauwgom in het lokaal. 
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom klas

Ga op je vaste plek zitten. 
Pak je leesboek. 
Laat de iPad in de tas. 
Geen tas op tafel.
Geen jas of kauwgom in het lokaal. 

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Lezen
Herhaling voorzetselvoorwerp
Uitleg bijvoeglijke bepaling
Zelfstandig werken


Slide 2 - Tekstslide

Te behandelen grammatica Kern P3
H5 Taalkundig ontleden (ZN LW BVN VZ VNW (pers, bez, aanw) WW): afgerond
H6 Bijwoord en telwoord TO: afgerond
H19 Redekundig ontleden PV OW WG LV MV BWB: afgerond
H33 Werkwoorden herkennen
H34 Naamwoordelijk gezegde RO
H47 Voorzetselvoorwerp RO: mee bezig
H61 Samengestelde zinnen
H62 Voegwoorden
H75 Bijvoeglijke bepaling RO


Slide 3 - Tekstslide

Toetsen P3
Grammatica: 10 of 12 april (staat in SOM)

Leesvaardigheid: 15 of 17 mei (noteer in je agenda)


Slide 4 - Tekstslide

Lezen
timer
10:00

Slide 5 - Tekstslide

Lesdoelen
Na deze les:

weet je hoe je de bijvoeglijke bepaling vindt in een zin.

Slide 6 - Tekstslide

Herhaling vorige les
Voorzetselvoorwerp.....
......vertel

Slide 7 - Tekstslide

Voorzetselvoorwerp

Klik hier voor het filmpje met uitleg. 

Slide 8 - Tekstslide

Voorzetselvoorwerp 

Je moet eerst weten wat voorzetsels zijn. Het voorzetsel is meestal eenvoudig te herkennen, de meeste voorzetsels zijn namelijk op de puntjes in te vullen


... de kast (of kooi)
in de kast
op de kast
achter de kooi
naast de kooi
onder het kleed

... het schoolfeest 
tijdens/na/voor het schoolfeest




Slide 9 - Tekstslide

Voorzetselvoorwerp
Meestal is het meteen duidelijk welk voorzetsel je moet gebruiken als je kijkt naar wat er precies gebeurt. De onderstaande zinnen zijn allemaal juist, je moet alleen goed naar de kat kijken en dan gebruik je het juiste voorzetsel.

De kat zit op de bank.
De kat zit naast de bank.
De kat zit onder de bank.
De kat zit achter de bank.
De kat zit tussen de kussens van de bank.


Slide 10 - Tekstslide

Vaste voorzetsels


Soms is het niet duidelijk welk voorzetsel je moet gebruiken, in sommige zinnen hoort een voorzetsel bij een werkwoord. 

Voorbeelden van vaste voorzetsels bij werkwoorden.

trouwen met
zich verbazen over
verliefd zijn op

Slide 11 - Tekstslide

Voorzetselvoorwerp

Het voorzetselvoorwerp begint met een voorzetsel en wordt vaak gevolgd door een voorwerp, bijvoorbeeld:

Ik hou van pindakaas.
werkwoord met vast voorzetsel: houden van 
voorzetselvoorwerp: van pindakaas

Slide 12 - Tekstslide

Voorzetselvoorwerp
In een zin met een voorzetselvoorwerp 'eist' het werkwoord eigenlijk een bepaald vast voorzetsel. Je kan het voorzetsel niet vervangen door een ander voorzetsel. Zoals:
houden van
denken aan
zoeken naar
snakken naar
zich verdiepen in
trouwen met

Opmerking: Soms heeft een werkwoord verschillende 'vaste' voorzetsels, maar dan is er vaak wel sprake van een betekenisverschil.

Slide 13 - Tekstslide

Voorzetselvoorwerp
Rapper Kanye West breekt na jaren een jarenlange samenwerking met zijn manager. 
Werkwoord? 
Hoort er een vast voorzetsel bij?
Rapper Kanye West breekt na jaren een jarenlange samenwerking met zijn manager
VZV: .................

Slide 14 - Tekstslide

Verschil voorzetselvoorwerp en lijdend voorwerp
Een voorzetselvoorwerp lijkt op een lijdend voorwerp. Toch zijn er erg belangrijke verschillen. 
Een lijdend voorwerp begint niet met een voorzetsel.

Ik zoek een nieuwe heggenschaar.
lijdend voorwerp: een nieuwe heggenschaar

Ik zoek naar een nieuwe heggenschaar.
voorzetselvoorwerp: naar een nieuwe heggenschaar

Slide 15 - Tekstslide

Uitleg bijvoeglijke bepaling

De bijvoeglijke bepaling is geen zinsdeel.

Slide 16 - Tekstslide

Zinsdelen en zinsdeelstukken
- Werkwoordelijk gezegde
- Onderwerp
- Lijdend voorwerp
- Meewerkend voorwerp
- Bijwoordelijke bepaling
----------------------------------
- Bijvoeglijke bepaling


Zinsdelen
Zinsdeelstuk

Slide 17 - Tekstslide

De bijvoeglijke bepaling (bvb)
  • GEEN zinsdeel, maar een deel van een andere zinsdeel.
  • Zegt iets over het zelfstandig naamwoord in een zinsdeel.
  •  Kan voor of achter een zelfstandig naamwoord staan.


Slide 18 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepaling
welk/wat voor + het zelfstandige naamwoord?

Voorbeeld

De slimme jongen \is \ lid \ geworden \ bij onze voetbalclub.

slimme = bijvoeglijke bepaling bij jongen (welke/wat voor + jongen?) 
onze = bijvoeglijke bepaling bij voetbalclub (welke/wat voor + voetbalclub?)

Slide 19 - Tekstslide



En ja! Het lijkt heel veel op een bijvoeglijk naamwoord als je de woordsoorten moet benoemen.

Slide 20 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepaling BVB
Mijn sportieve buurvrouw heeft een mooie fiets.

ow: mijn sportieve buurvrouw 
lv: een mooie fiets 

Binnen deze voorwerpen zijn mijn en sportieve bijvoeglijke bepalingen bij buurvrouw en is mooie een bijvoeglijke bepaling bij fiets.

1. Zoek het onderwerp en lijdend voorwerp (als dit er is).
2. Bestaat het zinsdeel uit meer woorden? Kijk dan verder binnen dit zinsdeel.
3. Als een woord iets zegt over een zelfstandig naamwoord, is dat een bijvoeglijke bepaling.

Slide 21 - Tekstslide

Huiswerk nakijken

H47 maken opdr. 1, 2, 3, 5 en 6

Slide 22 - Tekstslide

Aan de slag


Huiswerk voor de volgende keer: H75 opdr. 1 t/m 4 maken


Hoe: je mag met je buur overleggen, maar doe dit zachtjes. 

Slide 23 - Tekstslide

Volgende les

We gaan verder met zinsontleding en de bijvoeglijke bepaling.

Slide 24 - Tekstslide

Zijn voor jou de lesdoelen behaald

Ik kan in een zin het volgende zinsdeel benoemen:
- bijvoeglijke bepaling

Slide 25 - Tekstslide


Fijne dag en tot de volgende les.
tot de volgende keer!

Slide 26 - Tekstslide