Spijsvertering (+ kort obstipatie, aambeien, ondervoeding)

Spijsvertering 
Anatomie en fysiologie 
+
Pathologie: obstipatie, aambeien, ondervoeding
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Spijsvertering 
Anatomie en fysiologie 
+
Pathologie: obstipatie, aambeien, ondervoeding

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een voedingsmiddel en een voedingsstof. Geef van beide een voorbeeld.

Slide 2 - Open vraag

Waarom heeft ons lichaam voeding/ voedingsstoffen nodig?

Slide 3 - Open vraag

Wat is een goede voeding?
Voedingsstoffen:
  • Koolhydraten 
  • Vetten / lipiden
  • Eiwitten / proteïnen
  • Vitamines
  • Mineralen

Voedingsstoffen dienen als brandstof, bouwstof en/of regulerende stof.

Slide 4 - Tekstslide

Wat is een goede voeding?
Koolhydraten: belangrijkste brandstof voor het lichaam.
 - Grote koolhydraten: Veel vertering nodig, langzame opname in het bloed.
 - Kleine koolhydraten: Weinig vertering nodig, snelle opnamen in het bloed.
Vetten: (reserve) brandstof, bouwstof voor cellen + celproducten en isolator / stootkussen.
 - Onverzadigde vetten ('gezonden' vetten): Noodzakelijk als bouwstof
 - Verzadigde vetten ('ongezonde' vetten): Verhogen de kans op hart- en vaatziekten
Eiwitten: belangrijkste bouwstof; cellen en veel celproducten (bijv. hormonen en enzymen) bestaan uit eiwitten.




Slide 5 - Tekstslide

Wat is een goede voeding?
Vitaminen:
Meer dan tien verschillende vitaminen maken allerlei processen in het lichaam mogelijk (bijv. aanmaak van rode bloedcellen en bloedstolling).
Mineralen/ zouten:
Meer dan tien verschillende mineralen zijn onder andere belangrijk voor de werking van zenuwen en spieren en de opbouw van sterke botten.
Water:
Het lichaam bestaat voor ruim 50% uit water. Het dagelijks verlies via huid, longen en nieren moet aangevuld worden.
Vezels (onderdeel koolhydraten):
Worden (vrijwel) niet verteerd en geresorbeerd, bevorderen darmperistaltiek.





Slide 6 - Tekstslide

Verteren
Voedingsstoffen kunnen niet direct opgenomen worden. Door middel van kauwen en kneden worden ze vrijgemaakt uit de voedingsmiddelen. (= mechanische vertering)

Sommige voedingsstoffen moeten daarna nog verder verkleind worden met enzymen. (= chemische vertering)

Slide 7 - Tekstslide

Moet met enzymen verteerd worden
Hoeft niet met enzymen verteerd te worden
Vitaminen
Vetten
Eiwitten
Mineralen
Koolhydraten
Water

Slide 8 - Sleepvraag

Slide 9 - Video

Mond
  • De spijsvetering begint in de mond
  • Kauwen verkleint het voedsel
  • Per dag 1 L speeksel aangemaakt                - o.a. enzymen

  • Door te slikken komt het voedsel in de slokdarm

Slide 10 - Tekstslide

Functies van de tong

Slide 11 - Woordweb

In de hals liggen twee buizen, de slokdarm en de luchtpijp.
Wat is waar?
A
De slokdarm ligt links en de luchtpijp rechts.
B
De slokdarm ligt rechts en de luchtpijp links.
C
De slokdarm ligt voor en de luchtpijp achter.
D
De slokdarm ligt achter en de luchtpijp ligt voor.

Slide 12 - Quizvraag

     Slikken
Drie stappen
1. Voedsel van mond naar de slokdarm.
        - willekeurige beweging van de tong.
2. Voorkómen dat voedsel in de neusholte 
     of luchtpijp komt.
       - onwillekeurige beweging van de huig 
           en het strottenklepje
3. Voedsel naar de maag.
      -  peristaltiek in de slokdarm


Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Maag
  • In de maag wordt het voedsel gekneed en vermengd met maagsap

  • Maagsap bevat o.a. zoutzuur en enzymen

  • Maag is bekleed met dikke laag slijmvlies, die beschermt tegen zuur.

  • Maag wordt aan boven- en onderkant afgesloten door een spier

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Dunne darm
  • Spijsverteringssappen en enzymen uit alvleesklier en galblaas aan voedsel toegevoegd. 
  • De wand van de dunne darm is geplooid en heeft kleine uitsteeksels
  • Dunne darm bestaat uit de twaalfvingerige darm, de nuchtere darm en kronkeldarm

Slide 17 - Tekstslide

Twaalfvingerige darm
Toevoeging van stoffen uit…
  • De alvleesklier: alvleeskliersap
          -Spijsverteringsenzymen
          - Stoffen die maagzuur                                                                                                                     neutraliseren.
  • De lever en galblaas: gal
          - Hulp bij vetvertering
          - Afvalstoffen meenemen naar buiten (in de ontlasting)

Slide 18 - Tekstslide

Rest van dunne darm
  • Darmwand maakt enzymen die laatste deel van eiwitten verteren.
  • De wand van de dunne darm is geplooid en heeft kleine uitsteeksels, waardoor optimale opname van voedingsstoffen in het bloed  (of lymfe) mogelijk is. 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Dikke darm en endeldarm
  • Voedsel dat niet verteerd kan worden gaat naar dikke darm.
  • Vocht en zouten worden eruit gehaald.
  • Omgekeerde 'U' in de buikholte
  • Rechtsonder (begin dikke darm) ligt de blinde-darm.
  • De endeldarm verzamelt de ontlasting.

Slide 21 - Tekstslide

Hoe noemen we de voortstuwende beweging van de darmen, waardoor de inhoud richting endeldarm gaat?
A
Dynamiek
B
Peristaltiek
C
Contractie
D
Defecatie

Slide 22 - Quizvraag

Sluitspier en anus
  • Via de anus verlaat de ontlasting het lichaam.
  • Anus kan afgesloten worden door twee sluitspieren.
  • Binnenste sluitspier kun je niet bewust aanspannen.
  • Buitenste sluitspier kun je wel bewust aanspannen. 

Slide 23 - Tekstslide

Darmflora
  • In dikke darm leven veel goede bacteriën (darmflora).
  • Darmflora verteert vezels en zorgt daarmee voor soepele ontlasting.
  • Darmflora maakt vitamine K (belangrijk voor bloedstolling).
  • De goede bacteriën helpen bij het bestrijden van schadelijke micro-organismen. 


Slide 24 - Tekstslide

Hoeveel gram bacteriën zitten er in de darm van een gezonde volwassene?

Slide 25 - Open vraag

Poortader
  • Brengt het bloed uit verterings-organen, waaronder de darmen, naar de lever.
  • Bloed uit de darmen zit vol met voedingsstoffen. De lever verwerkt en bewerkt deze stoffen, voordat ze de rest van het lichaam in mogen.

Slide 26 - Tekstslide

Lever
  • Voedingsstoffen uit voedsel worden via het bloed naar de lever gebracht (via de poortader).
  • Voedingsstoffen worden verwerkt; omgezet in bouw-, brand- of hulpstoffen, opgeslagen of afgebroken.
  • Gal wordt gemaakt.
  • Ligging: rechtsboven in buikholte

Slide 27 - Tekstslide

Galblaas
  • In de galblaas wordt het gal, dat gemaakt wordt door de lever, tijdelijk opgeslagen.
  • Ligging: rechtsboven in de buikholte, onder de lever.
  • Gal is belangrijk voor een goede vetvertering en het bevat afvalstoffen van rode bloedcellen. 

Slide 28 - Tekstslide

Alvleesklier
  • Maakt alvleeskliersap voor de spijsvertering, wordt afgegeven aan twaalfvingerige darm. 
  • Maakt ook de hormonen insuline en glucagon, die via het bloed zorgen voor een juiste suikerbalans. 
  • Ligging: middenin de bovenbuik

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Obstipatie
Video: Thuisarts.nl

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Wat is ondervoeding?
Als je te lang te weinig of niet gezond eet, raak je ondervoed.

Bij ondervoeding is het verbruik van voedingstoffen hoger dan wat er met de voeding binnenkomt. 

Het lichaam verzwakt 

Slide 33 - Tekstslide

Criteria ondervoeding
Verschillende definities:
  • Onbedoeld in een maand minimaal drie kilo afvallen of in zes maanden zes kilo. (geldt ook bij overgewicht)
  • >65 jaar BMI lager dan 20;    <65 jaar BMI lager dan 18,5; langdurig ziek zijn BMI lager dan 21.  (BMI = gewicht / (lengte x lengte; bijv. 58/(1,73x1,73) = 19,4)
  • Verlies aan spiermassa zonder duidelijke verandering in activiteitenpatroon.

Slide 34 - Tekstslide

Oorzaken ondervoeding?
(sociaal, lichamelijk, psychisch)

Slide 35 - Woordweb

Oorzaken van ondervoeding
  • Acute of chronische ziekte.
  • Verminderde voedselinname door een verminderde eetlust.
  • Moeilijkheden met kauwen, proeven, slikken of de vertering.
  • Maag- / darmklachten, misselijkheid.
  • Psychologische problemen, zoals angst, depressie of verdriet.
  • Sociale factoren, zoals eenzaamheid of geen mogelijkheid om eten te kopen of te bereiden.

Slide 36 - Tekstslide

Gevolgen van ondervoeding

  • verminderde weerstand
  • verminderde spiermassa
  • minder soepel bewegen
  • grotere kans op vallen
  • langzamer herstel na een operatie of ziekte
  • meer en ernstigere complicaties na een operatie



  • vertraagde wondgenezing
  • verhoogde kans op doorligwonden (decubitus)
  • verminderde hart- en longcapaciteit
  • lagere kwaliteit van leven
  • sociaal isolement
  • verhoogde kans op overlijden

Slide 37 - Tekstslide

VRAGEN / OPMERKINGEN? 

Wil je meer info en/ of testjes rondom spijsvertering?
https://www.mlds.nl/spijsvertering/

Slide 38 - Tekstslide