4. Refractie // meetkundige reeks, grafisch verloop refractie

Refractie de basis
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
OptiekMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Refractie de basis

Slide 1 - Tekstslide

Planning











Dit is een voorlopige planning, dit kan nog wijzigen.
Lesweek
Onderwerp
week 1
Het doel van de refractie, objectieve & subjectieve refractie, visus.
week 2
Wat betekent visus 1.0, optotypen, fovea centralis.
week 3
Lettergrootte en afstandsgetal, rekenkundige reeks.
week 4
Meetkundige reek, grafisch verloop van de refractie.
week 5
Pupilgrootte, brandlijnenschema's.
week 6
Grafisch verloop construeren.

Slide 2 - Tekstslide

Week 4
Leerdoelen
Aan het einde van de week kan je:
- rekenen aan de hand van de meetkundige reeks.
- het verloop van de refractie grafisch weergeven.
Theorieboek
- bladzijde 32 tot en met 36.
Huiswerkopdrachten
opdracht 22 tot en met 25.

Slide 3 - Tekstslide

Toets P3-K2
- objectief & subjectief
- optotypen
- visus
- fovea centralis
- lettergrootte
- afstandsgetal
- rekenkundige reeks
- meetkundige reeks
- aanwijsbare visus
- pupilgrootte
- grafisch verloop

Slide 4 - Tekstslide

Tot nu toe:
Lettergrootte bij een afstand van 6 m = (1.0 / visusgetal) x 9 mm
visus = gebruikte afstand / afstandsgetal
afstandsgetal = gebruikte afstand / visus
visusverandering per regel (vaste getal) = (eindvisus - beginvisus) / stapjes op de letterproeven
Rekenkundige reeks = grondgetal + vast getal
Lettergrootte = (gebruikte afstand / 6) x lettergrootte bij 6 meter

Slide 5 - Tekstslide

Meetkundige reeks
Een goed alternatief is de letterkaart met een opbouw volgens de meetkundige reeks.
>> visusverandering met een vast procentueel verloop.
>> visus met bepaalde factor vermenigvuldigd.





>> verloop in lettergrootte is gelijkmatiger t.o.v. de rekenkundige reeks.
Meetkundige reeks = grondgetal x vast getal

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld 1
We nemen factor 1,41 als voorbeeld voor het vaste getal (1,41 = √2)
>> de visus wordt steeds met 1,41 vermenigvuldigd.

Wat valt op:
- hierdoor ontstaat om de 2 regels steeds een verdubbeling         van de visus.
- het afstandsgetal wordt om de 2 regels steeds gehalveerd.
- gelijkmatiger verloop in de lettergrootte.
In bovenstaande voorbeeld ontbreekt visus 1.0.
Dit kun je voorkomen door met visus 1.0 te beginnen en daaruit de hogere en lagere visusgetallen te berekenen.

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld 2
De letterproeven bestaat uit 8 rijen.
De beginvisus = 0.2
De eindvisus = 1,4
De gebruikte afstand = 6 meter
Welke visus heeft elke regel?
Stappenplan
meetkundige reeks = grondgetal x vastgetal
8 rijen = 7 stappen

A = beginvisus (0.2)
x = visusverandering per stap
A • x

x = eindvisus / beginvisus = 1.4 / 0.2 = 7
x = 7

7 = 1,32    (7 shift ^ 7)
x = 1,32

Slide 8 - Tekstslide

manier 1
manier 2

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld 2

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht
Maak opdracht 26 tot en met 28.

Slide 11 - Tekstslide

Grafisch verloop  van de refractie
Om een beter inzicht te krijgen in het verloop van de refractie, ga je hem grafisch vastleggen.
>> theoretische benadering!

De volgende factoren zijn bepalend:
- de eindvisus
- aanwijsbare beginvisus (0.2)

Slide 12 - Tekstslide

Grafisch verloop  van de refractie
Bij welke graad van ametropie is de visus 0.2?
>> afhankelijk van de grootte van het verstrooiingsfiguur op het netvlies.

>> diameter verstrooiingsfiguur wordt bepaald door:
- pupildiameter
- de plaats van F'o t.o.v. het netvlies. 

Slide 13 - Tekstslide

Visusverandering per 0,25 dpt
Uitgaande van een gemiddelde eindvisus van 1.0 en een gemiddelde pupildiameter zal de beginvisus (ongecorrigeerd) 0.2 zijn bij een g.v.a. van 2,0 dpt.
In het gebied tussen -4 en -2 dpt en +2 en +4 dpt van het netvlies af is de curve vrij vlak. 
Vanaf visus 0.2 (+2 en -2 dpt) gaat de lijn vrij steil omhoog tot aan het gebied van de eindvisus 1.0.

Slide 14 - Tekstslide

Visusverandering per 0,25 dpt
Bij visus 0.2 hoort een g.v.a. van 2,0 dpt.
Je kunt tijdens de meting de sterkte verhogen of verlagen met een minimum van 0,25 dpt.

2 dpt = 8 • 0,25 dpt

verschil tussen begin- en eindvisus = 1.0 - 0.2 = 0.8

Per 0,25 dpt verandering geeft een visusverschil van: 0,8 / 8 = 0.1

>> Let op: dit geldt vanaf visus 0,2!
visusverandering per 0,25 = (eindvisus - beginvisus) / aantal stapjes

Slide 15 - Tekstslide

Visusverandering per 0,25 dpt

Slide 16 - Tekstslide

Visusverandering per 0,25 dpt

Slide 17 - Tekstslide

Week 4
Leerdoelen
Aan het einde van de week kan je:
- rekenen aan de hand van de meetkundige reeks.
- het verloop van de refractie grafisch weergeven.
Theorieboek
- bladzijde 32 tot en met 36.
Huiswerkopdrachten
opdracht 22 tot en met 25.

Slide 18 - Tekstslide