2BB2

WELKOM
3 Kader
Welkom 2BB2

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

WELKOM
3 Kader
Welkom 2BB2

Slide 1 - Tekstslide

Let op je plek in de klas

Slide 2 - Tekstslide

Afspraken
  • Vaste plek volgens plattegrond.
  • Mobiel in de bak.
  • Werkboek en pen mee.
  • Niet eten of drinken in de klas.
  • Niet gooien met dingen.
  • We maken geen dingen kapot.
  • Laptop kan in de tas.

Slide 3 - Tekstslide

Afspraken

  • Als de docent praat, luisteren we.
  • Als we iets willen zeggen of antwoord geven, steken we onze hand op.
  • We luisteren als een medeleerling een vraag stelt.
  • We doen mee in de les.
  • We maken ons huiswerk.

Slide 4 - Tekstslide

Programma van de les 18 mei

Programma:
  • Aanwezigheid
  • Terugblik  op de trappen van vergelijking
  • Aan de slag 
  • Afsluiting

Lesdoel:

Ik weet wat de trappen van vergelijking zijn

Slide 5 - Tekstslide

Allereerst...
Is iedereen aanwezig?

Slide 6 - Tekstslide

Hoofdstuk 5 bladzijde 194

Slide 7 - Tekstslide

Doel van de les
  • Je weet hoe je de trappen van vergelijking    gebruikt.
  • Je weet wanneer je als of dan gebruikt.

Slide 8 - Tekstslide

            Trappen van vergelijking

Slide 9 - Tekstslide

Stellende trap
dik
klein
lief
leuk
aardig
mooi
duur
veel

Slide 10 - Tekstslide

Dus de regel is...
Na de stellende trap gebruik je het woordje als (wanneer het gelijk aan elkaar is). Vaak gebruik je ook de woorden even of (net) zo. Bijvoorbeeld: 
– Mijn moeder kan net zo snel fietsen als ik. 

Na de vergrotende trap gebruik je het woordje dan (wanneer er een verschil aanwezig is). Bijvoorbeeld:
– Mijn vader kan sneller fietsen dan ik.

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag!

Slide 12 - Tekstslide

Nakijken
Hoofdstuk 5 Taalverzorging formuleren
Over de trappen van vergelijking en als en dan

opdracht 5, opdracht 6, opdracht 7, opdracht 8 en opdracht 9.
Bladzijde 196 en 197.

Slide 13 - Tekstslide

Tekst en publiek blz 202
Een schrijver wil meestal dat zijn tekst door een bepaalde groep mensen gelezen wordt: het publiek
Bijvoorbeeld: jongeren, voetbalfans, gamers, volwassenen. 

Een schrijver houdt bij het schrijven van de tekst rekening met het publiek.
  1. Onderwerp
  2. Taalgebruik
  3. Lay-out
  4. Bron

Slide 14 - Tekstslide

Tekst en publiek blz 202
  • het onderwerp: een tekst over de gaafste achtbanen in Europa is bijvoorbeeld bedoeld voor jongeren. Een tekst over het schilderen van je huis is bedoeld voor volwassenen.

  • het taalgebruik: teksten voor jongeren hebben bijvoorbeeld veel moderne en nieuwe woorden en de lezer wordt meestal met ‘je’ aangesproken. In een tekst voor volwassenen wordt de lezer vaker met ‘u’ aangesproken.

Slide 15 - Tekstslide

Tekst en publiek
  • de bron: een tekst in Bobo is voor kinderen bedoeld, een tekst in 7Days voor jongeren en een tekst in het tijdschrift LINDA. voor volwassen vrouwen.
  • de lay-out (opmaak): in tijdschriften en op websites voor jongeren zie je veel illustraties, grote koppen, veel kleuren en lettertypen. Ingewikkelde teksten voor volwassenen zien er vaak saaier uit dan teksten voor jongeren.

Slide 16 - Tekstslide

Tekst en publiek
Voor wie de tekst is bedoeld, kun je altijd zien aan: 
- onderwerp
- bron 
- taalgebruik
- lay-out

Alle vier heb je nodig om te checken voor welk publiek een tekst is geschreven.

Slide 17 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Wat ga je doen?
opdracht 1 t/m 5 op blz. 202-209

Slide 18 - Tekstslide

Bladzijde 196 en 197
H5 Taalverzorging formuleren
Maak nu de opdracht 7 en opdracht 8

Klaar? Maak opdracht 9

timer
10:00

Slide 19 - Tekstslide

Bedankt allemaal
Bedankt allemaal!

Slide 20 - Tekstslide