Ontwikkelingspeil les 2

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

• Ga alvast zitten volgens de       klassenopstelling!
• Pak je schrift en basisboek alvast uit je tas.
• Stop je telefoon in de telefoontas of je eigen tas

Welkom!

Ontwikkelingspeil B171-172

Wat gaan we vandaag doen

• Welkom
• Lesdoelen
• Opdrachten bespreken





• Uitleg theorie 171-172
• Opdrachten maken
• Filmfragment
• Afsluiten
  

Lesdoelen

• Je kunt het verschil tussen ontwikkelingslanden en ontwikkelde landen uitleggen.
  
• Je kunt aangeven of een land een ontwikkelingsland is of dat een land een ontwikkeld land is.
  
• Je kent 3 andere omschrijvingen voor arme landen en voor en rijke landen.
  
• Je kunt het begrip regionale ongelijkheid uitleggen.
  
• Je weet wat de basiskenmerken van de ontwikkelingskenmerken zijn.
  
• Je weet naar welke overige kenmerken kunt kijken als je de ontwikkelingskenmerken van landen wilt gaan bekijken.
  

Vragen B170

1. Welke tweedeling kun je in de wereld maken, wanneer je kijkt naar het

ontwikkelingspeil?

2. Waarom klopt deze indeling niet helemaal?

3. Waaraan kun je zien of een land een ontwikkelingsland is?

4. Op wat voor manier kun je de ontwikkelingspeil van een land meten?

5. Bekijk de kaarten op blz. 129 van je boek welk werelddeel heeft de meeste

ontwikkelings- en ontwikkelde landen.

Ontwikkeld land, mensen kunnen voorzien in de basisbehoeften

Ontwikkelingsland, mensen kunnen niet voorzien in alle basisbehoeften

Ontwikkeld- of ontwikkelings land?

3 andere omschrijvingen arm land

1. Onderontwikkelde landen
2. Derde wereld
3. het Zuiden

3 andere omschrijvingen rijk land

1. Ontwikkelde landen
2. Industrielanden
3. het Noorden

Regionale ongelijkheid

• Verschillen in ontwikkeling tussen gebieden (binnen een land)

Basiskenmerken van de ontwikkelingskenmerken

In 2 groepen:

1. Basisinkomen (BNP) en Basisbehoeften
2. Overige kenmerken (zie figuur 10.2 blz 128)

Opdrachten

• Maak de opdrachten van B171+172 uit je opdrachtenboekje
• Je hebt 15 minuten voor de opdracht.
  
• Stoplicht op rood = in stilte werken! oordopjes mag telefoon plat!
• Stoplicht op oranje = Je mag zachtjes overleggen en vragen stellen
• Stoplicht op groen je mag samenwerken
• Heb je vragen steek je hand dan op
• Ben je eerder klaar? laat de opdrachten controleren