schrijven 3.4 - 3 basis

schrijven 3.4 - 3 basis
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

schrijven 3.4 - 3 basis

Slide 1 - Tekstslide

Herhalen/ afronden 3.4


Lesdoel:
- Je weet hoe je overtuigende teksten kunt herkennen.
- Je weet hoe de opbouw van een overtuigende tekst eruit ziet.


Slide 2 - Tekstslide

Overtuigende tekst
In een overtuigende tekst geeft de schrijver zijn mening
-> Het doel is dat de lezer die mening overneemt.
-> De schrijver geeft argumenten om de lezer te overtuigen van zijn gelijk.

Voorbeelden: ingezonden brief, column, recensie, blog (= een online persoonlijke tekst die regelmatig wordt geüpdatet)

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wat voor soort tekst hebben we net gelezen?
A
column
B
recensie
C
ingezonden brief
D
blog

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

Wat voor soort tekst hebben we net gelezen?
A
column
B
recensie
C
ingezonden brief
D
blog

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Wat voor soort tekst hebben we net gelezen?
A
column
B
recensie
C
ingezonden brief
D
blog

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Wat voor soort tekst hebben we net gelezen?
A
column
B
recensie
C
ingezonden brief
D
blog

Slide 11 - Quizvraag

Opbouw overtuigende tekst
Inleiding: de mening van de schrijver. Dit wordt ook wel het standpunt genoemd.

Kern: de argumenten. Dit zijn vaak de feiten.

Slot: de conclusie. Hier herhaalt de schrijver zijn standpunt of mening.

Slide 12 - Tekstslide

Bij een overtuigende tekst staat de mening van de schrijver alleen in de inleiding.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

In de kern van een overtuigende tekst zet de schrijver argumenten.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Een ander woord voor mening is standpunt.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Het doel van een overtuigende tekst is mensen overhalen om iets te doen.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quizvraag

De vier tekstdoelen zijn:
informeren, amuseren, activeren en overtuigen.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag