H4.1 Meervoud

Wat is het meervoud van
monnik
A
monniken
B
monieken
C
moniken
D
monnikken
1 / 16
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat is het meervoud van
monnik
A
monniken
B
monieken
C
moniken
D
monnikken

Slide 1 - Quizvraag

Wat is het meervoud van criterium?
A
criteriums
B
criteria's
C
criterium's
D
criteria

Slide 2 - Quizvraag

Wat is het meervoud van ROC?
A
ROCs
B
ROC-s
C
ROC's
D
ROCes

Slide 3 - Quizvraag

Meervoud in het Nederlands
Veel zelfstandige naamwoorden worden in het Nederlands gevormd door -en.

Maar het meervoud -s komt ook vaak voor.

Slide 4 - Tekstslide

Meervoud op -s
Vaak hoef je alleen maar -s achter het woord te zetten. Kijk maar:

  • tafel-tafels
  • computer-computers
  • infectie-infecties

Slide 5 - Tekstslide

Meervoud 's (1)
Soms moet je een apostrof voor de s schrijven. Dat doe je bij woorden die eindigen op a-o-u-i-y. Deze letters zijn klinkers.


Kijk maar eens naar de volgende voorbeelden:

Slide 6 - Tekstslide

Meervoud 's (2)
  • pizza-pizza's
  • polo-polo's
  • menu-menu's
  • taxi-taxi's
  • hobby-hobby's

Slide 7 - Tekstslide

Welke spelling is juist?
A
eenhoorns
B
eenhoorn's

Slide 8 - Quizvraag

Welke spelling is juist?
A
lamas
B
lama's

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
tantes
B
tante's

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
babys
B
baby's

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
cowboys
B
cowboy's

Slide 12 - Quizvraag

Woorden die eindigen op -y
Zoals je hebt gemerkt is er een verschil in het meervoud van woorden die eindigen op -y.

  • baby-baby's

  • cowboy-cowboys

Slide 13 - Tekstslide

Meervoud van afkortingen
Als je van een afkorting het meervoud wilt maken, dan doe je dat door 's achter de afkorting te zetten. Kijk maar:
  • dvd's
  • BMW's
  • tv's
  • F16's

Slide 14 - Tekstslide

Oefeningen NU Nederlands

Maak opdrachten 1 en 2 van  NU Nederlands deel B, blz. 190.

Je hebt hiervoor 10 minuten de tijd.

Slide 15 - Tekstslide

Bespreken opdrachten 1 en 2

Heb je meer dan 5 fouten, dan maak je extra de 50 zinnen uit NU Nederlands op blz. 190.

Heb je 5 fouten of minder, dan maak je een gedicht van minimaal 10 regels met verschillende meervouden erin.

Slide 16 - Tekstslide