Wonen

• NT2
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 4

MYP 4 Wonen

Booklet Wonen

Laptop

pen 

Vandaag: bklt READ in couples page 25 / 29

Maak oefening 14 (speaking) EN 15 (page 30) 

check with teacher

Online exercises: www.jufmelis.nl - werkwoordspelling

of www. cambiumned.nl ; werkwoordspelling

Wat is een flat?

1. een groot huis
2. een groot gebouw met meedere verdiepingen
3. een groot gebouw met veel woningen
4. een rijtjeshuis

Wat betekent uitzicht?

1. kijken
2. weiland
3. bril
4. waar je naar kijkt

wat is een rijtjeshuis?

1. een villa
2. een huis tussen en vast aan twee andere huizen
3. een flat
4. een apartement

wat is een woonkamer?

1. daar slaap je
2. daar eet je
3. daar zit je
4. daar neem je een bad

Wat is huursubsidie?

wat is een nieuwbouw woning?

1. een woning die heel oud is
2. een woning die nieuw is
3. een woning die mooi is
4. een woning die klein is

Wat is een vrijstaand huis?

Werkwoorden met Voorzetsels (artikels)

Werkwoorden met VASTE voorzetsels

Oefenen online

https://nt2taalmenu.nl/nt2-a2-grammatica-voorzetsels-oefening1/

Ik ga .... de dokter. Ik praat .... de dokter

1. om / met
2. naar / met
3. aan / over
4. na / met

De dokter luistert ..... mij. Ik vertel .... de pijn ..... mijn buik

1. om / na / over
2. achter / over / onder
3. naar / over / in
4. in / naar / over

Voltooid deelwoord

Gebiedende Wijs

Doe dit, doe dat!

pak een schaar

knip de zak open

giet de sauce in de kom

Maak je eigen recept.

Kies een klein gerecht wat je goed kent.

- Geef je recept een titel

- introductie: hier volgt een recept om heerlijke pasta te maken..

- stappen: pak ... neem ... snijd ... 

Sluit af met: eet smakelijk

Schrijf je recept netjes en lever in bij je docent.

Staan - liggen - zitten

https://www.youtube.com/watch?v=CgBlIKSEyJE

Oefenen 

cambiumned.nl

https://www.cambiumned.nl/stijl/formuleren/

zitten - staan - liggen
Waar hangt mijn jas?

1. op de kapstok
2. in de kapstok
3. naast de kapstok
4. aan de kapstok

waar is mijn tandenborstel?

1. op de wastafel
2. naast de wastafel
3. aan de wastafel
4. onder de wastafel

waar is is de printer?

1. staat in de studeerkamer
2. zit in de studeerkamer

waar is mijn portemonnee? Hij zit ..... mijn jaszak.

Gebiedende Wijs

Imperative

Zeg in de gebiedende wijs dat iemand zijn mond moet houden.

Zeg tegen iemand die hij / zij zich moet gedragen

Zeg tegen iemand dat hij zijn tas in moet pajken