Les 1 Beenderstelsel

Les 1 Beenderstelsel
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
uiterlijke verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les 1 Beenderstelsel

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Je kan  de functies van het beenderstelsel benoemen.
  • Je hebt kennis van de verschillende anatomische termen.
  • Je kan benoemen uit welke 4 soorten beenderen het beenderstelsel bestaat.
  • Je hebt kennis van de verschillende botverbindingen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem een functie van het beenderstelsel

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Functies beenderstelsel
Botten = Beenderen           Skelet = Beenderstelsel
Functies beenderstelsel:
  • Vorm en steun
  • Beschermen belangrijke organen
  • Zorgt voor beweging = Passief bewegen
  • Aanhechting spieren
  • Aanmaken bloedcellen
  • Opslag calciumzouten

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beenmerg
Beenmerg bevindt zich in de holte van botten.

Rood beenmerg: aanmaak bloedcellen
Geel beenmerg: bevat veel gelige vetcellen


Slide 5 - Tekstslide

Rond de geboorte komt rood beenmerg in bijna alle botten voor.
Als een kind 5 jaar is verandert dit bijna alle rode beenmerg wordt vervangen door geel beenmerg.


Bouwstoffen in botten
Calciumzout : Maakt het bot hard en stevig
Lijmstof: Zorgt ervoor dat het bot een beetje buigzaam blijft.

De botten van baby's bestaan voornamelijk uit kraakbeenweefsel. Ze bevatten veel lijmstof en zijn dus buigzaam. 
Als je ouder wordt gaan de botten meer calciumzouten bevatten waardoor ze steviger worden

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 1 
Zelfstandig opdracht 1 maken
(10 min)
Daarna klassikaal bespreken

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Anatomische termen
Centraal = in het midden gelegen
Perifeer = aan de rand gelegen
Distaal = van de romp af
proximaal = naar de romp toe gelegen
Lateraal = aan de buitenzijde gelegen
Mediaal = aan de binnenzijde gelegen
Ventraal = aan de buikzijde (voorkant) gelegen
Dorsaal = aan de rugzijde (achterkant) gelegen
Palmair = aan de handpalmzijde gelegen
Plantair = aan de voetzoolzijdegelegen

Slide 8 - Tekstslide

Beschrijven hoe verschillende organen en structuren ten opzichte van elkaar liggen.

Anatomische stand = rechtopstaand, voeten licht gespreid, tenen wijzen naar voren, armen hangen naar beneden, handpalmen zijn naar voren gericht. 
Opbouw van botten
Beenvlies(periost): Zit om het been heen. 
Compact been: Buitenste laag van het bot.
Sponsachtig been: Zit in het compacte been, bevat rood beenmerg.
Mergholte: Holte in het bot gevuld met rood en geel beenmerg

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende soorten beenderen
  • Pijpbeenderen 
  • Platte beenderen
  • Sesambeentjes
  • Onregelmatige beenderen 

Slide 10 - Tekstslide

Pijpbeenderen hol van bunnen gevuld met geel of rood beenmerg.
Maken grote beweging mogelijk.
Maken lengte groei mogelijk. vb Dijbeen, opperarmbeen, vingerkootje, middenhandsbeentje.
Platte beenderen gevuld met roodbeenmerg. Beschermen kwetsbare organen. Bloedcellen en bloedplaatjes aanmaken. vb ribben, schedel, borstbeen, schouderblad.
Sesambeentjes kleine botjes die in de pees liggen, geen verbinding met andere botten. Helpen de pezen bij beweging, zorgen ervoor dat de spier meer kracht kan uitoefenen op de pees.
vb kleinste handwortelbeentjes, knieschijf = grootste sesambeen.
Onregelmatige beenderen meestal massief, kunnen groeien in lengte, breedte en dikte, bevatten rood beenmerg. Beschermen kwetsbare organen. vb handwortelbeentjes, sommige schedelbeenderen,  wervels.
pijpbeenderen
Platte beenderen
Sesambeentjes
Onregelmatige beenderen
Ribben, borstbeen, schouderblad
handwortelbeentjes, voetwortelbeentjes, wervels 
Het kleinste handwortelbeentje, knieschijf 
dijbeen, opperarmbeen, vingerkootjes

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Soorten beenderen
  • Pijpbeenderen: hol van binnen, gevuld met geel en rood beenmerg, maken lengtegroei van het lichaam mogelijk
    vb. dijbeen(lang), opperarmbeen(lang), vingerkootje(kort), middenhandsbeentje(kort) 
  • Platte beenderen: gevuld met rood beenmerg, beschermen kwetsbare organen, bloedcellen en bloedplaatjes worden aangemaakt door het rode beenmerg. vb. ribben, borstbeen, schouderblad, schedel, heupbeen.
  • Sesambeentjes: Kleine botjes die in de pees liggen, zitten in knieën, handen en voeten, helpen de pezen bij beweging. vb. kleinste handwortelbeentje, knieschijf (grootste sesambeen)
  • Onregelmatige beenderen: meestal massief niet hol, kunnen groeien in lengte, breedte en dikte, bevatten rood beenmerg. vb. handwortelbeentjes, voetwortelbeentjes, sommige schedelbeenderen, wervels. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 3
Zelfstandig opdracht 3 maken 
(10 min)
Daarna klassikaal bespreken

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gewrichten
  • Straffe gewrichten = weinig beweging 
vb. handwortelbeentjes onderling, verbinding scheenbeen en kuitbeen.
  • Beweeglijke gewrichten = veel beweging 
vb. ellenboog, knie, verbinding dijbeen en heupbeen.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten gewrichten
  • Scharniergewricht = buigen en strekken
  • Rolgewricht = naar links of rechts draaien
  • Draaigewricht = het bot draait in een ring gevormd door een ander bot.
  • Kogelgewricht= kop en kom, meest bewegelijk.
  • Ei gewricht =  lange kant ver draaien korte kant beperkt draaien.
  • Zadelgewricht = maakt beweging mogelijk in twee vlakken die loodrecht op elkaar staan.

Slide 15 - Tekstslide

  • SG = knie, elleboog, verbinding vingerkootjes
  • RW= verbinding spaakbeen met de ellepijp
  • DG= verbinding atlas bovenste halswervel met de draaier tweede halswervel.
  • KG= schouder en heup
  • EG= verbinding atlas met gewrichtsvlak achterhoofd
  • ZG= verbinding duim met handwortel.
Zadelgewricht
Rolgewricht
eigewricht
draaigewricht
kogelgewricht
Scharniergewricht
Kniegewricht
ellebooggewricht
vingerkootjes onderling
verbinding spaakbeen met ellepijp
verbinding bovenste halswervel (atlas)  met tweede halswervel (draaier)
schoudergewricht, heupgewricht
verbinding tussen middenhandsbeetjes en vingers, verbinding tussen atlas en gewrichtsvlakjes achterhoofd.
verbinding van de duim met de handwortel

Slide 16 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Andere botverbindingen
  • Beenvergroeiingen = sterkste botverbinding,  niet bewegelijk. 
    vb. naden tussen botten van de schedel, heiligbeen, heupbeen, staartbeen.
  • Bindweefselverbinding = niet of nauwelijks bewegelijk  
    vb. vlies tussen kuitbeen en scheenbeen, fontanellen.
  • Kraakbeenverbinding = weinig bewegelijk
    vb. verbinding tussen beide schaambeenderen (schaambeenvoeg, symfyse), verbinding tussen wervels (tussenwervelschijven), verbinding tussen de ribben en het borstbeen.

Slide 17 - Tekstslide

Beenvergroeiing = Schedel, heiligbeen, staartbeen, heupbeen
Bindweefselverbinding = vlies kuit en scheenbeen, fontanellen 
Kraakbeenverbindingen = schaambeenderen, wervels, verbinding ribben en borstbeen.
Opdracht 2
Zelfstandig opdracht 2 maken 
(10 min) 
Daarna klassikaal bespreken

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beautylevel 
Klassikaal de boekcheck doen.
Hoofdstuk 2.1 Skelet 


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Wat hebben jullie vandaag geleerd?

Slide 21 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Voorbereiding volgende les
Lezen hoofdstuk :
2.2  Schedel
2.3 Romp 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies