h2.1

• Economie
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 4

Geldfuncties

Geldfuncties

1. Ruilmiddel
2. Rekenmiddel
3. Spaarmiddel

Je gebruikt geld op drie manieren. ​
Dat noem je geldfuncties. Je gebruikt geld:​
als.....................wanneer je iets koopt

1. ruilmiddel
2. rekenmiddel
3. spaarmiddel

Geld kan een ruilmiddel, spaarmiddel of rekenmiddel zijn.
Welke van deze geldfuncties herken je in het volgende geval?

Ramon heeft gezien dat een spelcomputer bij Amazon
€ 20 goedkoper is dan bij Bol.com.

1. Rekenmiddel
2. spaarmiddel
3. Ruilmiddel

Welke van de 3 geldfuncties herken je in het onderstaande voorbeeld?

Yara koopt voor € 80 een tweedehands fiets.

1. Rekenmiddel
2. spaarmiddel
3. Ruilmiddel

Giraal geld

Chartaal geld

Saldo

• Creditsaldo = positief saldo
• Debetsaldo = negatief saldo 

Nieuw saldo = oud saldo + ontvangsten – uitgaven 

Rentepercentage uitrekenen

Soms weet je wel het rentebedrag maar wil je juist het rentepercentage berekenen.

Voorbeeld:

Lies heeft 8000 euro van de bank geleend. Na een jaar heeft zij €600 aan de bank betaald aan rente.

vraag: bereken het rentepercentage dat de bank aan Lies vraagt

%	100
€	8000	1	600

Rente

Maken

blz. 42 t/m 45

opdracht 2 t/m 12