Les 6 Afval en Uitval

Programma

  1. Lesdoelen
  2. Theorie
  3. vragen
  4. opdrachtje
  5. Afsluiting
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Programma

  1. Lesdoelen
  2. Theorie
  3. vragen
  4. opdrachtje
  5. Afsluiting

Slide 1 - Tekstslide

Hoeveel % voedselverspilling denk je dat de horeca heeft?

Slide 2 - Open vraag

Slide 3 - Video

Leerdoelen

Aan het eind van de les:

  • Kun je uitleggen wat de begrippen afval en

uitval betekenen

  • Heb je kennis genomen van de tips om afval te beperken
  • Weet je wat uitval betekent voor je kostprijs
  • Kun je tijdens de praktijk rekening houden met het produceren van zo min mogelijk afval

Slide 4 - Tekstslide

Afval

Bij de productie heeft men vaak meer grondstof nodig dan er in het uiteindelijke product terecht komt.


Deze verloren grondstof =

afval

Slide 5 - Tekstslide

Netto hoeveelheid grondstof
Netto hoeveelheid grondstof = het gewicht dat in het gerecht is terug te vinden

Slide 6 - Tekstslide

Bruto hoeveelheid grondstof
Bruto hoeveelheid grondstof = het gewicht dat er aan grondstof in totaal is verbruikt bij het bereiden van het gerecht

Slide 7 - Tekstslide

Brutogrondstofkosten

Deze worden in de kostprijs van een product opgenomen en dus aan de gast doorberekend

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld

Kabeljauw (25 % is graat en vel)


Netto =      120 gram     =       75 %

Afval =         40 gram     =       25 %

Bruto =          ?  gram     =     100 % 


Brutohoeveelheid = 160 gram (brutogrondstofkosten)

Slide 9 - Tekstslide

Uitval

Bij ieder productieproces worden enkele producten afgekeurd.


Afgekeurde producten = uitval

Slide 10 - Tekstslide

Uitvalpercentage

De gestelde norm van het uitval = uitvalpercentage


De van tevoren vastgestelde norm moet in de kostprijs worden opgenomen.


Het aantal dat waarschijnlijk uitvalt = normatieve uitval

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld

Van iedere 100 menu's wordt 5% afgekeurd.

95 menu's worden verkocht. Een menu kost € 15 aan brutogrondstoffen en arbeid.


100 x € 15 = € 1500

€ 1500 : 95 = € 15,80

Gast betaald 80 cent meer vanwege de uitval

 

Slide 12 - Tekstslide

Tips voor in de keuken
  • Koken met restproducten
  • Orgaanvlees
  • Aardappelen in schil
  • Bouillon trekken van schillen
  • Schillen roosteren
  • Creatief met garnering
  • Gebruik je voorraad

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Kijkvraag: voor hoeveel mensen produceren we voedsel?
A
7 miljard
B
10 miljard
C
12 miljard
D
15 miljard

Slide 15 - Quizvraag

Kijkvraag: hoeveel mensen leven er op de aarde?
A
7 miljard
B
10 miljard
C
12 miljard
D
15 miljard

Slide 16 - Quizvraag

Kijkvraag: hoeveel mensen op aarde lijden honger?
A
150 miljoen
B
475 miljoen
C
850 miljoen
D
925 miljoen

Slide 17 - Quizvraag

Kijkvraag: hoeveel euro wordt er in Nederland aan voedsel verspild?
A
1,1 miljard
B
2,2 miljard
C
3,3 miljard
D
4,4 miljard

Slide 18 - Quizvraag

Kijkvraag: hoeveel % gaat er bij het zaaien en oogsten verloren?
A
10%
B
20%
C
30%
D
40%

Slide 19 - Quizvraag

Kijkvraag: hoeveel % gaat er bij de industrie verloren?
A
5%
B
10%
C
20%
D
25%

Slide 20 - Quizvraag

Kijkvraag: hoeveel % gaat er bij de supermarkten verloren?
A
5%
B
10%
C
20%
D
25%

Slide 21 - Quizvraag

Kijkvraag: hoeveel % gaat er bij de horeca verloren?
A
5%
B
10%
C
20%
D
25%

Slide 22 - Quizvraag

Kijkvraag: hoeveel % gaat er bij de huishoudens verloren?
A
5%
B
10%
C
20%
D
25%

Slide 23 - Quizvraag

blackbox op papier

- Koken met de blackbox

- Maak een gerecht in tweetallen

- Gebruik zoveel mogelijk van

de blackbox

- schrijf manier op dat je zo min mogelijk

afval probeert te krijgen

timer
40:00

Slide 24 - Tekstslide

Evaluatie leerdoelen

Aan het eind van de les:

  • Kun je uitleggen wat afval en

uitval betekenen

  • Ken je manieren om afval te beperken
  • Weet je wat uitval doet met je kostprijs
  • Kun je in de praktijk er voor zorgen dat er zo min mogelijk afval is

Slide 25 - Tekstslide